Vermoeid sleepte Featherleaf haar de Warriors Den in. Ze was echt kapot. De hele dag jagen, en dan nog een patrouille. Toen ze terugkwam in het kamp stierf ze bijna van de honger, dus moest ze eerst nog iets van de prooistapel eten. Die was heel klein, en toen ze ernaar keek, voelde ze zich nog slechter toen ze dacht dat ze morgen weer de hele dag moest gaan jagen. Toen haar honger een beetje gestild was voelde ze haar vermoeidheid pas.
Snel draaide ze haar even rond voor ze zich liet vallen op het mos. Het liefst wilde ze meteen haar ogen dichtdoen, maar ze verplichtte haar nog even te wassen. Ze zag er echt niet uit. Dan liet ze vermoeid haar kop op haar poten vallen en meteen sliep ze.
Het was donker, heel donker. Featherleaf kon niets zien, zelfs haar poten niet. Toen ze met haar neus in de lucht snuffelde rook ze enkel haar eigen geur. Een gevoel van claustrofobie overviel haar. Maar ze probeerde zich rustig te houden en spitste haar oren. Heel stil, in de verte, hoorde ze iets. Het was als het kabbelen van water, maar dat kon niet, want in het hele SkyClan gebied was er geen beek of rivier. Toch liep ze voorzichtig naar voren, en toen ze liep, voelde ze gras onder haar poten. Waar zou ze toch zijn? Het geluid werd nu duidelijker, en ze wist zeker dat het water was. Featherleaf ging sneller lopen. Het geluid werd te sterk, ze hoorde bulderend geraas, en haar oren deden pijn. Maar ze kon niet meer stoppen. Het leek alsof haar poten haar lieten vliegen. Maar de afschuwelijke waarheid drong tot haar door toen ze begon te vallen, en vallen...
Met een schok werd Featherleaf wakker. Ze schoot rechtop en siste van de schrik. Dan maande ze zichzelf tot rust en probeerde haar rechtopstaande haren plat te likken. Had iemand haar gehoord? In een ruk draaide ze zich om en keek de andere katte aan.