Hij had al gejaagd en de grenzen gepatrouilleerd en de zon stond nog niet eens op zijn hoogste punt aan de hemel. Litheflower zuchtte zachtjes terwijl hij zijn spieren uitrekte en zijn rug kraakte. Het was een iets wat hij bijzijn van zijn moeder nooit zou durven uitvoeren, maar wanneer hij alleen was was het zijn eigen geheim. Het gekraak van zijn gewrichten die vast zaten na een nacht slapen en jagen was honingzoet, maar iets wat hij zelden kon doen.
Lithe zat op de grond met zijn blik op de hemel gericht. Vanuit zijn ooghoeken keek hij naar de kattin die aan was komen lopen.
"Beechresin" begroette hij de oudere poes beleefd. Er was aan niks van hem af te lezen dat hij liever geen andere katten om hem heen had op dat moment. Een masker sierde zijn snuit die hij zelden liet zakken, zelfs niet wanneer hij zeker wist dat hij alleen was.
[beech]