Bunny 1497 Actief She was a storm, begging to be understood in a world that loves sunny days.
| |
| Onderwerp: Re: ∆ FINAL assessment [Indra] zo 23 jan 2022 - 18:12 | |
|
De ochtend begroette haar met een zwak zonnetje. Er stak een lichte wind op, maar niets zoals wat ze in Windclan ooit gekend had. Dit was slechts een briesje, zwak en bijna zielig, niet iets dat haar zou kunnen tegenhouden. Er was ooit een tijd geweest dat ze verlangd had naar een sterke wind, die haar vooruit zou stuwen. De wind in haar vacht was één van de meest natuurlijke ervaringen voor een Windclanner; het was de niche waarin ze uitblonken, en toen ze als tunneler veel tijd ondergronds had moeten doorbrengen had ze niets zo hard gemist als de wind. Maar ooit had ze zich ook gevoeld alsof zelfs zo'n zwakke wind haar omver zou kunnen blazen, maar dat was nu alweer een paar manen geleden. Ze was sterker nu, weerbaarder. Ze was een windbreker geworden. Indra verliet het Bloodclan camp niet lang nadat de zon opgegaan was. Vandaag was een grote dag, en voor het zover was wou ze zich even afzonderen. Ze wou nadenken; ze voelde de drang om in haar eigen hoofd te kruipen en de wervelwind opnieuw te laten gaan. Ze had zich al zo veel ingehouden de laatste tijd. Indra voelde zich alsof ze een hele andere persoon speelde, alsof ze de hele tijd maar een rol speelde. Desondanks had ze zich ook nooit vrijer gevoeld. Vrij van de verwachtingen, vrij van het schuldgevoel, vrij van de ketenen die Windclan aan haar hadden gebonden. Op het laatst, toen ze in de elderden had moeten verblijven, hadden die ketenen praktisch fysiek aangevoeld.
En nu was Wolfstar dood. Dat voelde nog steeds raar, hoewel ze het nu al even wist. Ze kon zich niet inbeelden dat de kater zich in Starclan mocht begeven, maar aan de andere kant - ze had geen weet van een echte reden waarom Starclan hem zou weigeren. Hij had ooit zelfs haar leven gered, bij het vuur. Zoals Storkpaw het zo mondig gezegd had: Wolfstar had haar nooit mogen redden. Dat was één ding waar waarschijnlijk niemand over twijfelde. Maar Indra was nu nog steeds hier, levend en wel – hoewel ‘wel’ een beetje een overdrijving was. En Starclan had hem ook leider gemaakt, toch? Boven haar hoofd dan nog. Alsof ze toen al geweten hadden hoe het met haar zou aflopen. Alsof ze toen al beslist hadden dat zij nooit een waardige leider voor Windclan zou zijn. En waarom? Omdat ze zwanger was geweest, of, erger nog, in het midden van een bevalling? Daar had ze immers ook nooit voor gevraagd, dat hadden ze haar "geschonken". Want meer levens op deze verdoemde wereld zetten was zo'n geschenk, niet waar? De queens in de nursery leken dat altijd te vinden. Ze vonden het een mirakel en een wonder. Ze konden hun geluk niet op en keken naar hun kroost met van die grote pretlichtjes in hun ogen. Indra had dat gevoel nooit gesnapt. Misschien dat ze stiekem wel altijd een beetje jaloers geweest was op hen. Misschien als haar leven anders gegaan was, misschien was ze dan ook één van hen geweest. Dom, naïef, gelukkig met de kleine dingen, geliefd en in staat om liefde te geven. Het was een belachelijk idee dat zij ooit zoals hen zou kunnen zijn, maar ze kon het niet laten om het te bedenken. Zelfs hier in Bloodclan scheen je zo'n katten te hebben. Zelfs te midden van alle dood en verderf sloegen ze erin. De poezen hier bevielen in een bad van bloed dat niet van hen was, en ze kregen gelukkige bloederige kittens met scherpe tandjes. Ze smolten van hun moordlustige neigingen en leerden hen vechten voor ze hen leerden praten. Ze vochten met de vader van hun kroost en rolden dan weer de struiken in, opgewonden van de adrenaline van de krassen onder hun vacht. Het was vreemd om je in te beelden hoe gelijkaardig Bloodclan soms aan Windclan kon zijn. Waar Bloodclan openlijk afgrijselijk was en slechts onder de oppervlakte hier en daar wat schoonheid vertoonde, was Windclan ogenschijnlijk een perfecte utopie, maar achter de schermen niets meer dan een stelletje achterbakse lafaards.
Indra had altijd eerlijkheid op prijs gesteld. Ja, ze had gelogen en bedrogen in haar leven, maar het was nooit haar hoofdzonde geweest. Iedereen in Windclan had geweten wat voor kat ze was - dat had ze nooit verborgen. Het was één van de redenen dat haar benoeming tot deputy één van de grootste verrassingen van haar leven was. Achteraf gezien was ze niet zo zeker of dat in zo'n positieve zin was. Soms, wanneer ze niet kon slapen 's nachts, vroeg ze zich af wat Stallionstar in Starclansnaam bezield had om haar naam te noemen op die ceremonie. Hij had zo veel andere keuzes gehad, zo veel andere geschikte katten. Dus waarom zij? Haar eerste moord was toen al algemeen geweten geweest; Cootsnarl was al veel eerder gestorven, en daarover had ze nooit gelogen. Dat was ook weer beter afgelopen dan de moord waarover ze wél gelogen had, hoewel ze ook vrij zeker was dat eerlijk zijn over Gorsekit's dood haar zaak niet heel veel geholpen zou hebben. Hoewel ze dan wel Routnose niet met haar mee het diepe in gesleurd zou hebben. Starclan, Routnose. Haar hart verlangde naar haar vriendin, hoewel ze wist dat het beter zou zijn als ze elkaar nooit meer zouden zien. Elke keer als Indra in haar buurt kwam verduisterde ze het licht in de medicine cat weer een beetje meer. Haar invloed was niets anders dan slecht. Zie hoe ver ze haar gekregen had, in slechts een enkel zielig moment. Een leven van genegenheid dat eindigde in de grootste leugen die Routnose ooit zou vertellen, en die het net deed lijken alsof zij net zo erg was als Indra. Maar niets was minder waar, natuurlijk. Ze had haar gemanipuleerd, in haar doodsangst om de clan uitgezet te worden, in haar paniek en haar rauwe verdriet. Want hoewel ze haar zoon met haar eigen klauwen vermoord had, voelde het nog steeds alsof ze haar eigen hart met haar eigen klauwen uit haar borstkas gescheurd had. Gorsekit zat daar nog steeds, had zijn klauwen in haar hart geslagen, en elke keer als haar hart klopte boorden zijn scherpe nagels zich dieper naar binnen. En hij was daar niet alleen: elke moord die ze ooit gepleegd had, had een gelijkaardig effect op haar ziel. Het zou makkelijker zijn als haar hart niet meer zou kloppen. Ja, dat zou alles makkelijker maken. Indra had erover nagedacht, meer dan eens in de loop van haar leven. Het was altijd een doorlopende gedachte geweest in haar achterhoofd. "Wat nu als ik zelf van de rots gesprongen was, in plaats van Cootsnarl te duwen?". Ja, Hazelgrouse en Falconstrike zouden dan niet bestaan, noch zouden Winterpaw, Shiverpaw, Sandpaw, Cootkit of Gorsekit bestaan hebben. Zou dat zo'n groot verlies zijn? Was hun bestaan genoeg om alle negativiteit die ze met haar leven veroorzaakt had ongedaan te maken?
Misschien bestond er een soort kosmische rekensom, waarin men alles wat je deed en veroorzaakte optelde en dan keek wat voor score je had. En misschien deed het universum dan af en toe iets om ervoor te zorgen dat je score zo neutraal mogelijk was. Dat klonk ergens aannemelijk, toch? Maar wanneer zou zij dan goede dingen doen om haar score omhoog te drijven? Verlaten worden door haar moeder had haar waarschijnlijk wel een paar sympathiepuntjes gewonnen. En dan het gebied moeten verlaten en naar de bergen reizen, daar zou ze misschien ook wat gewonnen hebben. Ze had kittens gedragen en ouderen geholpen, ook al was ze de meest moody tiener die Windclan ooit gekend had. Toen had ze nog iets van onschuld gehad, en de mogelijkheid om uit te groeien tot een waardig iemand. Toen had ze nog potentieel gehad. Maar in haar leven had ze vooral veel punten verloren. Ze had gemoord, gelogen, verraden en nooit iets geleerd van haar fouten. Je zou denken dat katten slimmer werden naarmate ze ouder werden, maar Indra leek alleen maar dommer te worden.
Want nu zat ze hier in Blooclan gebied en stond ze op het punt om haar final assessment af te leggen om volledige member te worden. Ze zou iemand moeten vermoorden en dan diens halsband om haar eigen nek wurmen. En dan zou ze daar hondentanden aan verzamelen, om aan iedereen te tonen wat voor monster ze wel niet was. Ze zou afschuw veroorzaken in iedereens blik met die halsband. Dat deed ze nu alleen al met haar geur; dat zag ze, elke keer als ze iemand van haar oude leven opnieuw tegenkwam. Ze stelde hen alweer teleur, telkens opnieuw. Je zou zeggen dat het wende, maar dat bleek niet waar te zijn want elke keer dat ze die bekende blik in hun ogen zag was het net alsof er opnieuw een stuk van haar ziel stierf. Indra snapte niet hoe ze het nog voor elkaar kregen om teleurgesteld of geschrokken te zijn. Zij was de kattin die haar zoon vermoord had, toch? Wat hadden ze verwacht dat ze zou doen zodra ze de clan uitgegooid werd? Hadden ze gedacht dat ze met haar staart tussen haar poten terug gekomen zou zijn en had gesmeekt om terug te komen? Of hadden ze misschien gehoopt dat ze naarde bergen zou gaan, zodat ze het probleem van de tribe kon zijn en zij zich nooit nog zorgen over haar zouden moeten maken? Of misschien had Windclan stiekem gehoopt dat ze het niet zou overleven. Dat ze ergens in een goot zou gaan liggen en niet meer recht zou staan, tot ze niets meer was dan een hoopje vergane botten. Misschien hadden ze gehoopt dat haar ziel dan opgesloten zou zitten in dark forest en ze voor de rest van de eeuwigheid in de duisternis tussen de sterren zou lijden. En het was bijna ook zo gegaan, als Lethal haar niet tegengekomen was en opgeraapt was. Haar oude mentor had het verhaal volledig de cirkel rond laten gaan. Nu waren ze terug mentor en apprentice, maar dan in een totaal andere omgeving. Ze hadden zelfs nooit een training in Windclan gebied gehad, besefte Indra zich, want toen ze nog apprentice was waren ze op de journey geweest en ze werd tot warrior benoemd in de grot in de bergen.
Indra zag dat de zon boven de toppen van de bomen langzaam begon te verdwijnen en stond abrupt op. Ze had een hele dag nagedacht en over haar lot beslist. Ze wist dat dit haar enige optie was, wat anderen er ook van mochten denken. Zij moesten dit niet doen; Indra moest overleven, en daarvoor mocht ze nu niet te laat komen. Ze begaf zich naar de plaats waar Orchis haar haar opdracht zou geven. Ze was er bijna zeker van dat ze iets meer uitdagend zou krijgen dan simpelweg een kittypet; dat was te makkelijk, dat was te voor de hand liggend. Indra was ondertussen veertig manen oud. In Windclan zou ze senior warrior geweest zijn – hoewel ze eigenlijk zelfs leider had moeten zijn – en hier droeg ze een rang die op het niveau van een apprentice lag. Maar ze had de ervaring die hoorde bij haar leeftijd en haar levensverhaal, en daar zou Orchis ongetwijfeld van gebruik willen maken. In ieder geval zou ze zich moeten bewijzen, zou ze moeten tonen dat haar loyaliteit bij Bloodclan lag en dat ze voor hen zou moorden en vechten en zelfs zou sterven als dat zou moeten. Dat verlangde Windclan ook van je, maar zij zouden dat nooit zo hard en duidelijk zeggen. Binnen de clans was de betekenis van loyaliteit voor iedereen duidelijk, maar altijd alleen tussen de lijnen door. Alsof ze bang waren dat wanneer katten de harde waarheid zouden horen, ze dan zouden opgeven en zouden kiezen voor het makkelijke leven van een kittypet. Bloodclan was daar niet bang voor. In tegendeel, misschien moedigden ze dat wel aan: want de katten die zo zwak waren dat ze liever zouden leven als kittypet zouden hun rangen enkel maar verzwakken.
Ze kwam als eerste aan en wachtte even op de commander voor die kwam opdagen. Het zou haar niet verbazen als hij bewust wat langer gewacht had, hoewel ze ook te vroeg gekomen was. Orchis vertelde haar alles wat ze moest weten over haar opdracht. Hij gaf haar alles wat noodzakelijk was, maar ook geen letter meer. Dat zou ze waarschijnlijk zelf moeten uitvogelen. Haar doelwit was een ex-bloodclanner genaamd Biker. Hij was herkenbaar aan zijn bengaalse vacht en was een loyale aanhanger van Brat. Indra wist uit de lessen van Lethal dat Brat de vorige leider van Bloodclan was, en dat ze om onbekende redenen de groep verlaten had. Deze Biker was blijkbaar een soort fanboy, die aan het proberen was om een groep bijeen te krijgen om ervoor te zorgen dat ze de ex-leider weer terug naar de Elite konden brengen en Orchis van de troon konden stootten. Indra kon zich niet inbeelden dat hij heel veel succes had – iedereen leek ontzettend bang te zijn voor Orchis, hoe zwak hij ook overkwam op eerste zicht – maar ze snapte de noodzaak om de kater zo snel mogelijk van het toneel te laten verdwijnen. Daar had ze geen probleem mee. Ze had geen persoonlijke connecties met Brat of Biker of überhaupt iemand van Bloodclan buiten Lethal, en dus was dit niet meer dan een onpersoonlijk taakje dat ze uit noodzaak zou uitvoeren. Want deze proef van loyaliteit en geschiktheid was een zaak van overleven. Het was slagen of sterven, en als Indra had willen sterven dan had ze lang geleden al begraven geweest in de tunnels van Windclan. De kattin sloeg alle informatie op in haar hoofd. De laatste keer dat ze zo goed opgelet had, was waarschijnlijk ook tijdens haar final assessment toen ze nog apprentice was geweest, in de bergen toen nog. Daar was ze met vlag en wimpel geslaagd, en dat was ze van plan om hier ook te doen. De bruine tabby knikte toen Orchis klaar was met spreken. Zijn geur was gisteren nog gespot bij de highstones. Biker wist waarschijnlijk ook wel dat hij gezocht werd – een kat die Bloodclan verliet werd direct vogelvrij verklaard, ongeacht de reden voor hun vertrek – en dus zou hij waarschijnlijk al manen niet meer op zijn beide oren geslapen hebben. Maar Indra wist ook uit persoonlijke ervaring, al was haar situatie wat anders geweest, dat zo’n leven zeer vermoeiend werd en je aandacht uiteindelijk toch verslapte. Ze hoopte dat Biker nu in dat moment zat; dat zou haar leven makkelijker maken. Indra stond op, een vastberaden uitdrukking op haar snuitje. Ze zei verder niets, stelde geen vragen of maakte geen opmerkingen. Ze wist wat ze moest doen; als ze terugkwam, zou ze het voltooid hebben, en anders zou ze ervoor zorgen dat Orchis haar nooit weer zou zien.
Indra zette meteen koers naar de highstones. Het was best een eindje van het Bloodclan camp, in ieder geval vergeleken met hoe dicht het bij Windclan geweest was. Maar Windclan was dan ook van alle clans het dichtste bij de highstones, en er werd daardoor ook steeds gezegd dat Windclan van alle clans het dichtste bij Starclan stond. Indra was niet zeker of ze dat nog steeds wou geloven. Natuurlijk twijfelde ze niet aan het bestaan van Starclan, zo dom was ze niet - ze had hun bestaan meer dan eens gezien, zelfs al was dat niet met eigen ogen. Starclan had nooit in haar vertrouwd, dat wist ze zeker. Ze hadden haar altijd verafschuwd door haar afkomst, en hoe konden ze ook anders? Dat had ze zelf ook altijd gedaan. Haar vader was een medicine cat, in starclansnaam. Hij had zijn belofte aan de clan van de doden verbroken voor een enkel, vergankelijk moment van liefde. Of, nee, eigenlijk was dat zelfs niet waar. Hij had zich twee keer aan dezelfde steen gestoten. De eerste keer was al erg genoeg, maar kon nog gezien worden als simpelweg een fout - dat was ook al veel meer dan een medicine cat zou mogen, maar het zou niet het eind van de wereld geweest zijn. Maar de tweede keer, het verraad waar haar geboorte een regelrecht gevolg van was, dat was de druppel die de emmer deed overlopen. De hele daad sprak van geen enkele spijtbetuiging en geen enkel greintje respect voor Starclan. Het was geen wonder dat Sparrowfeather gestraft werd met de ziekte die hem uiteindelijk ook zijn rang kostte. En ja, ze had zelf dezelfde fouten gemaakt. Maar in ieder geval was voor haar kittens krijg nooit iets dat illegaal was. Ze was nooit getrouwd geweest met Starclan, ze had nooit dezelfde verplichtingen gehad als Sparrowfeather of eender welke medicine cat dat gehad had. Ze kon desondanks wel de drang snappen, de manier waarop het verlangen je overviel en je niet anders kon dan eraan toegeven. Indra was nooit een sterke kattin geweest op vlak van zelfbeheersing, in ieder geval. Maar er was een reden dat ze nooit medicine cat en nooit leider geworden was, niet waar? Ze dacht terug aan dat moment met Wolfstar, toen hij nog Wolfheart geweest was. Dat en moment dat de geboorte van vijf nieuwe zielen betekent had, en ook de veel te vroege dood van twee daarvan. Het was het begin van het einde geweest, eigenlijk. Want als dat nest nooit geboren zou zijn, dan zou Gorsekit ook nooit hebben kunnen sterven, dan had ze nooit Routnose meegesleurd in haar web van leugens, dan was ze nooit van haar rang gestapt of verbannen geweest. In tegendeel, dan had Starclan geen enkele reden gehad om haar af te wijzen als leider, in ieder geval als ze de moord op Cootsnarl door de vingers zouden kijken, en dan was ze waarschijnlijk nu nog steeds in Windclan geweest onder de naam Amberstar.
Hoewel ze ergens betwijfelde dat ze ooit haar negen levens in ontvangst had mogen nemen. En, wie weet, misschien zou ze die levens ondertussen al lang weer kwijt zijn. Maar zo mocht ze niet denken. Ze mocht niet meer blijven vast blijven zitten in het verleden; dat was te pijnlijk, en het was niet productief. Maar terwijl het territorium van Windclan in beeld kwam en ze steeds een beetje versnelde, alsof ze de wind in haar vacht kon vangen alsof het zeilen waren en ze vooruitgestuwd werd door hun kracht, kon ze het niet laten om terug te denken aan haar vorige leven. Ze stond op het punt om een totaal andere weg uit te gaan, of, tsja, eigenlijk was dat niet zo. Ze had lang geleden een totaal andere weg ingeslagen, bijna onbewust, gevangen in de chaos die haar leven op elk moment leek te zijn. -storm was een zeer accuraat suffix geweest, dat was zeker. Want ze was altijd een storm geweest; ze had zichzelf graag vergeleken met een wervelwind, omdat dat ook dat element van de wind had die zo goed bij Windclan paste. Ze was altijd Windclan geweest in hart en nieren, en dat had ze altijd heel graag geuit. Maar dat was nu niet langer. De keuze om haar naam te veranderen was een moeilijke keuze geweest. Het voelde alsof je een stuk van je identiteit liet liggen. Maar tegelijk was het ook een hele bewuste keuze geweest. Ze had heel veel tijd gehad om na te denken, terwijl ze in de goot lag te vergaan. Ze had elk aspect van haar leven bekeken, en ze had gezien dat niets ervan goed geweest was. Amberstorm was een bekende naam, met een reputatie, maar er was geen enkel deel van die reputatie en bekendheid die ze wou houden. Amberstorm was een kindermoordenaar en een leugenares. Ze was iemand die anderen meestortte in haar besluit, die het leven had gegeven aan zeven verloren zielen, die hen achterliet in haar egoïsme zoals haar moeder ooit haar achtergelaten had. Amberstorm was de warriornaam van Amberkit, de kleine kitten die met hoopvolle oogjes gewacht had tot haar moeder terugkwam. Amberstorm was de warriornaam van Amberpaw, de meest moody tiener die Windclan ooit gekend had, en die in de bergen haar moeder weer was tegengekomen en toen volledig ingestort had. En Amberstorm had te veel onschuldig bloed aan haar poten hangen en te veel uren en dagen en weken in een waas van schuldgevoel en spijt besteed.
Indra kon een sterke kattin worden, iemand die gevreesd werd om alle goede redenen. Het bloed dat Indra aan haar poten zou hangen hebben zou dat zijn van misdadigers, of in ieder geval van katten die naar Dark Forest zouden gaan als ze in Starclan zouden geloven. Ze zou de wereld een stukje beter maken met haar agressie, want haar agressie en bloedlust onderdrukken had keer op keer onmogelijk gebleken en had alleen maar averechte effecten gehad. Maar een opdracht zoals dit, ook al was het misschien ethisch grijs gebied - vooral omdat het niet haar eigen vete was waarin ze haar vocht - dit had tenminste een doel en was meer dan enkel zinloos geweld of een uitbarsting van agressie. Nu was ze een geweer, in plaats van een vulkaan. En ja, er zou nog altijd dood en verderf volgen als ze langs geweest was, maar daar zou ze mee moeten leren. Ze had niets anders dat e kon doen, geen enkele andere manier om te bestaan. Ze wist niets anders dan dood, verderf, geweld en lijden. Haar hele leven was ermee doordrenkt, van begin tot eind. Het was naïef en goedgelovig om te geloven dat dat ooit kon veranderen, en Indra was niet langer meer jong en naïef.
Ze kwam ondertussen aan in de highlands. Omdat ze Biker niet zelf kende, was het niet makkelijk om zijn geur terug te vinden in de grote hoeveelheid andere geuren die hier hingen. Ze hield haar mond halfopen, ook al droogde dat ook lichtjes haar tong uit, en focuste zich. Ze had een beschrijving gekregen van de geur waarnaar ze zocht: zuur, zoals vlees dat te lang op de prooistapel gelegen had, en een beetje naar gras, naar het schijnt. Maar alle geuren die hier hingen waren zwak. Ze kamde langzaamaan het hele gebied door. Het had niet geregend sinds gisteren, dus dat zou moeten helpen; maar de lichte sneeuw die al de hele avond viel bemoeilijkte haar werk wel wat. Het was in ieder geval wel beter dan regen. Ze was ongeveer halverwege door het hele gebied, bijna klaar om op te geven en te kijken of ze geen rogue kon vinden om te ondervragen, toen ze een hint van vreemd gras bespoorde. Het was duidelijk geen gras dat hier groeide - dat had zijn eigen, luchtige geur. Maar deze geur was zwaarder, gemaakter, een beetje zoals het gras in de tuintjes van de tweebenen in de tweebeenplaats. Ze liep meer die richting uit en rook ook de zure ondertonen. En hoewel ze Biker nog nooit eerder geroken had, ging ze ervanuit dat dit hem moest zijn. Ze prentte de geur in haar geheugen en begon hem zo goed als ze kon te volgen, weg van de highlands, weer de tweebeenplaats in.
Ondertussen was de zon volledig onder gegaan en bevond ze zich in praktisch volledige duisternis. Hoe dichter ze echter bij de tweebenen kwam, hoe meer licht er was. De valse zonnen die zich in hun nesten leken te bevinden, zorgden ervoor dat er een eeuwige dag heerste in de straten tussen hun huizen. Indra kon er nooit aan wennen, maar op dit moment kwam het wel van pas. Ze hield haar groene ogen open en keek bij elke pas om zich heen. Biker zou een herkenbare kater moeten zijn, met zijn bengaalse pels en dat ene litteken dat over zijn schouder tot aan zijn borst zou lopen, maar ze wist ook niet of hij hier was. De geur leek relatief vers, maar was duidelijk ouder dan een dag. Hij zou allang veel verder kunnen zijn, zeker als hij zich bij de tweebenen zou verstoppen om met hen mee te reizen. Ze verwachtte niet per se dat een ex-bloodclanner dat vrijwillig zou doen, maar ze zou het ook zeker niet volledig onmogelijk achten. Ze kende Biker immers niet, en een kater die zo voor een oudere leider vocht leek haar tot veel in staat om zijn doel te bekomen. De geur leidde echter al snel weer weg van de tweebeenhuizen, het bos in.
In het bos was het veel donkerder, natuurlijk; dat was sowieso al. De schaduwen van de bomen wierpen onheilspellende vormen op de grond en hun bladeren en takken zorgden ervoor dat ze zelfs geen enkele ster kon zien. Indra probeerde een tijd lang zich erdoor heen te vechten, maar het struikgewas verstrikte in haar poten en ze kon niet stil bewegen door de bladeren die op de grond lagen. Het bos was nooit haar gebied geweest, dat was wel duidelijk. Indra hield meer van de open vlaktes, waar je gewoon direct zag waar je aan toe was, waar geen mogelijkheid was tot verstoppen. In dit soort gebied had ze niets aan haar snelheid en hoewel ze met haar bruine tabby vacht veel mogelijkheden tot camoufflage had, hadden anderen waarschijnlijk ook datzelfde voordeel. Het zinde haar maar niets. Indra draaide zich om en liep terug tot ze op een open plek kwam, waar de hemel vrij te zien was. In de verte zag je hoeveel lichter de lucht was door de lichtvervuiling van de tweebenen, maar boven haar hoofd twinkelden de sterren. De sneeuw was ondertussen gestopt, en er was een heldere hemel boven haar. Het zag er niet naar uit dat het binnenkort zou gaan regenen, en daar hoopte ze ook op. Als het zou regenen, zou Biker's spoort immers volledig uitgewist worden, en dan zou ze hem kwijt zijn. Dat mocht niet gebeuren.
Maar Indra was doodop; ze was al hel vroeg opgestaan, en ze had vannacht ook amper geslapen. Ze had de hele dag nagedacht en de hele avond geconcentreerd gewandeld; en hoewel ze fysiek niet vermoeid was, was haar brein op. Ze had rust nodig, dat wist ze gewoon. Ze had nog vier dagen om Biker's dode lichaam aan Orchis' voeten te gaan leggen. Dat moest tijd genoegzijn, hopelijk. Ze schatte dat het haar nog wel twee dagen zou kosten oom Biker te vinden; dan had ze een dag om hem te vermoorden, en nog een dag om weer terug te reizen met zijn gewicht op haar rug. Ze hoopte dat hij niet al te groot was, of in ieder geval niet al te veel gegeten had de laatste tijd. Indra was een tengere kattin, die weliswaar hoog was van gestalte maar niet breed, en ze was wel sterk maar veel gewicht dragen zou nooit haar sterkste punt zijn. Indra was gebouwd op snelheid, veel meer dan op brute kracht. Maar ze zou doen wat hij gevraagd had; ze zou niet toegeven, ze zou zichzelf bewijzen. Dat was wat ze moest doen om te overleven. Indra zocht een plaatsje in het struikgewas. Ze ging liggen met haar rug tegen een brede boom, zodat niemand haar langs achteren kon benaderen. Deze positie, beschut in de struik, deed haar denken aan de plek waar Lethal haar halfdood gevonden had, voor ze haar opgelapt had, voor ze haar nieuwe naam en haar nieuwe identiteit aangenomen had. Oh, dat voelde nu een heel leven geleden, en tegelijkertijd zou het net zo goed gisteren kunnen zijn. Indra sloot haar ogen en droomde over sterren die door de wind weggeblazen werden.
De volgende ochtend werd ze wakker bij het eerste dageraad. In de nacht was het ijskoud geworden, zo veel dat het dunne laagje dauw van de ochtend bevroren was en de wereld in een heel dun laagje wit hulde. Ze had geluk dat er gen sneeuw was blijven liggen, in ieder geval. Bikers geur zou weliswaar verzwakt zijn, maar zou normaal nog te ruiken moeten zijn. En ze wist nu waar ze op moest letten, dus was het makkelijker om de geur terug te vinden. Indra stond op en kon even zweren dat haar botten kraakten alsof ze bevroren waren geweest en nu weer losgewrikt moesten worden. Ook haar vacht had een heel dun laagje wit, maar dat wist ze af te schudden. De topjes van haar oren en haar staart voelden heel koud aan en er kwam een witte mist uit haar mond als ze ademde, maar het litteken van de brandwond op haar zij leek alleen maar te willen branden van de kou. Haar maag gromde lichtjes van de honger, maar Indra besloot om later maar iets te gaan zoeken van eten. In het bos was ze onwennig om te jagen; dat deed ze liever op een open vlakte. Ze had al meer honger gehad; dat was haar niet vreemd. Je kon haar ribben momenteel niet tellen door haar vacht, dus ze had nog wel eventjes reserve. Een paar dagen niet eten zou haar niet doden. Ze zou gewoon ervoor zorgen dat ze iets zou jagen en eten als ze Biker gevonden had, zodat ze op krachten kon komen voor de moord en de terugtocht. Verder had ze geen tijd te verliezen. Terwijl het zwakke, waterachtige zonnetje langzaamaan opsteeg ging Indra weer op pad. Ze vond al snel de geur weer; gelukkig. Vandaag stonden er meer wolken aan de lucht, wat geen goed teken was. Ze moest Biker vinden voor het zou regenen, liefst. Als ze eenmaal wist waar hij zich bevond, waar hij zijn camp gemaakt had, dan zou het niet zo erg zijn als het regende. Dan verwelkomde ze dat met veel plezier; het zou haar taak misschien makkelijker kunnen maken. Hoewel Indra niet echt bang was om herkend te worden, want normaal zou er niemand in het groepje zijn die haar al kende of die wist dat ze schrik zouden moeten hebben van haar. Maar ze droeg wel de geur van Bloodclan op haar pels, en als ze dat zouden ruiken zouden ze waarschijnlijk zeer snel vluchten. Als de regen dat al wat kon wegwassen, zou ze veel dichterbij kunnen komen zonder hen achterdochtig te maken.
Indra ging weer op pad. Ze vond de geur al snel weer terug en volgde hem. Een lange tijd ging dat vlotjes; Biker leek zich niet bewust te zijn van het feit dat hij gevolgd zou kunnen worden en deed geen moeite om zijn geur te verbergen. Het leidde haar zig-zag door het bos, dan eens door een struikje, dan eens rond een boom, en toen het bos weer uit. Indra nam een moment om te pauzeren aan de rand van het bos. Er lagen weides voor haar, duidelijk bebouwd door tweebenen, een beetje zoals the lost territory bij de clans. Maar ze was nu wel best een eindje van die territoria gegaan, dus dit moest iets anders zijn. In de verte zag ze een meertje water met wat tweebeennesten na. Bikers geur leek daar recht op af te gaan. Misschien zijn schuilplaats? Indra begon weer te wandelen maar verplaatste zich trager. Hoewel de open weide bekender terrein was en ze zich beter voelde met de hemel boven haar hoofd, was ze zich ook bewust van hoe vér ze eigenlijk was. Indra was niet meer zo ver van thuis geweest sinds ze naar de bergen gegaan was; hoewel de bergen waarschijnlijk wel verder waren. Of misschien niet.. Eigenlijk had ze geen idee hoe ver ze nu gegaan was. Haar poten deden zeer, maar ze was dan ook niet rechtdoor gelopen. En de bergen waren eigenlijk ook weer niet zo ver, niet als je via de tunnels de kortere weg nam. Maar vanaf hier kon ze de bergen niet zien; ze was volledig de andere richting uitgelopen en ze lagen ver achter de bomen van het bos. Even vroeg ze zich af of ze de weg terug nog zou vinden als ze Biker’s lichaam met zich mee moest slepen. Het was een soort oerangst die ervoor zorgde dat dat haar hart sneller deed kloppen. Stel je voor dat ze verdwaald was. Maar – wat dan nog, eigenlijk? Wat zou ze achterlaten? Windclan, Bloodclan, haar kinderen? Er was niets dat ze nog kon verliezen dat ze niet zou willen verliezen. Bloodclan nooit meer terugzien zou haar geen bal kunnen schelen en Windclan had haar toch al verstoten. Verdwalen zou niet het ergste zijn dat haar zou kunnen gebeuren, en ook sterven zou ze niet eens zo erg vinden, hoewel ze dan ook gefaald zou hebben. Dat was moeilijker om te verkroppen, falen. Indra wenste soms dat ze kon ophouden met bestaan. Niet sterven – maar gewoon nooit bestaan hebben. Als elk spoor van haar leven gewoon uitgewist zou kunnen worden, elk slecht en elk goed ding dat ze ooit gedaan had, alle pijn die ze geleden had en alles wat ze anderen aangedaan had – dan zou ze wereld een betere plaats zijn dan met haar erin. Als ze nooit bestaan had, had ze nooit moeten lijden, en dan zou ze nooit opnieuw moeten lijden. Dan zou haar geest niet voor eeuwig rusteloos in Dark Forest moeten spenderen als ze dood was. Dan zou ze échte rust hebben.
Maar voor nu bestond ze nog, en ook Biker bestond nog, en aan dat tweede moest duidelijk een einde gemaakt worden. De zon begon weer onder te gaan aan de overkant van de weides; het zou zakken in het meertje als het laag genoeg stond. Maar Indra besloot dat ze nog genoeg tijd had om even onderzoek te voeren naar de tweebeennesten die daar in een kluitje bij elkaar stonden. Ze liep zo snel als de wind over de weiden en bereikte in no-time de drie nesten. Bikers geur was hier zeer sterk, gemengd met de geuren van andere katten. Er waren geen tweebenen te bekennen, noch was er een spoor van hun monsters waar ze zo graag mee om gingen. Misschien waren deze nesten verlaten? Ze spitste haar oortjes, maar hoorde niets. Biker zou vast snel terugkomen, misschien met zijn groep. Ze moest voorzichtig zijn. Indra liep de plaats rond. De drie nesten waren niet even groot. Eéntje was volledig uit hout gemaakt en stond een eindje verder. Toen ze daar binnenging, werd ze begroet door de felle stank van grote dieren die ze niet kon benoemen. Het rook er vooral naar stront, en ook een beetje naar stro. Kattengeur was hier niet zo veel. Waarschijnlijk bevonden ze zich niet zo graag in de massale stank, en dat kon ze hen niet echt kwalijk nemen. Indra haalde haar neus op en liep verder. Het tweede en derde tweebeen nest stonden vlak naast elkaar, het ene kleiner dan het andere, maar beiden uit schijnbaar hetzelfde materiaal gemaakt. Er was een dunne ruimte tussen de twee. Indra liep daar door; een dikke kat zou hier misschien maar met moeite doorraken, maar zij was smal van gestalte. Zoals een echte Windclan moorrunner. Ze hield haar oortjes gespitst, zich zeer goed bewust van het feit dat Biker en zijn clubje elk moment terug zouden kunnen komen. Ze had weinig zin om belaagd te worden door een hele groep rogues die niets te verliezen hadden. Ze zouden zich waarschijnlijk verkneukelen over de zielige leden die Bloodclan nu had, en dan zouden ze met alle bloeddorst en sadisme die Bloodclanners ook bezaten (want in hun hart zouden ze altijd Bloodclan blijven, zoals zij altijd Windclan zou blijven, ongeacht wat ze zichzelf wijsmaakten) haar ledemaat per ledemaat ontleden. Ongetwijfeld wisten ze de beste manieren om een kat veel af te laten zien en om informatie los te maken. Indra droeg de geur van Bloodclan op haar vacht, hoewel ze hun kenmerkende halsband tot nu toe nog miste – vandaar haar queeste nu, natuurlijk – en ze twijfelde er niet aan dat ze haar zouden uitvragen over alles wat er in de elite veranderd was sinds zij hem verlaten hadden. Dat zou hun immers een strategisch voordeel bieden. Indra had natuurlijk weinig loyaliteit aan Bloodclan en zou er geen echt probleem mee hebben om hun geheimen door te vertellen, maar ze had overlevingsdrang en zou dat echt niet voor zo’n stelletje onbeschaafden op geven. Ze was al veel te ver gekomen om nu op te geven.
Indra kwam van tussen de spleet en bekeek de voorkant van de twee nesten. Het ene had een groot, gapend gat. Ze liep daar binnen en wist meteen dat dit hun voornaamste uitvalsbasis was. Het rook naar een hele plakkerige, giftige geur die haar deed denken aan de monsterpaden en de monsters van de tweebenen, maar daaronder rook ze opgegeten prooi en de stank van een vijftal katers bij elkaar. Toen ze verderliep, zag ze ook hoopjes afgeknabbelde botjes her en der verspreid liggen, wat veren, rommelige mosnesten die duidelijk al lang niet ververst waren. Kortom, een hoop rommel, denkend aan de hoek waar alle tienerkaters bij elkaar lagen in de apprentice den. De poezen bleven daar meestal ver van weg. Waar tienerjongers de stamina vandaan haalden om in zo’n omstandigheden te leven, zou ze nooit snappen. In ieder geval was duidelijk dat het groepje dat Biker verzameld had waarschijnlijk niet zo heel veel voorstelde. Waarschijnlijk waren het voornamelijk jonge, opgefokte katers die zich nog moesten bewijzen in het leven. Misschien waren ze niet geboren in Bloodclan en waren ze jaloers op de grootheid ervan, of misschien waren ze bitter omdat ze voor één of andere reden de groep hadden moeten verlaten, of misschien waren ze wel weggegaan omdat ze in hun grootheidswaanzin gedacht hadden dat ze het beter zouden kunnen doen op hun eigen. Wie zou het zeggen. Eigenlijk kon het Indra ook niet zo veel schelen. De zon was ondertussen al bijna volledig ondergegaan. Ze zouden snel terugzijn, daar was geen twijfel over.
De slanke tabby glipte weer het tweebeennest uit en keek om zich heen, op zoek naar een schuilplaats. Ze zou graag kunnen zien hoe ze thuiskwamen, dan wist ze meteen wat voor vlees ze in de kuip had. Ideaal zou ze Biker ergens afgelegen krijgen, zodat hij geen versterking kon roepen. Indra had er geen twijfel aan dat ze zou kunnen overleven als de jonge katers haar zouden aanvallen, maar dan zou ze er niet zonder kleerscheuren vanaf komen en ze moest de hele weg nog terug raken. Plus, Orchis had ook gevraagd om het dode lichaam van de ex-bloodclanner, dus dan zou ze de groepies nog moeten bevechten om het lichaam met halsband te krijgen. Starclan, ze hoopte dat Biker op zijn minst een goede halsband gekozen had, eentje die zou meegaan en die niet te flashy of lelijk zou zijn. Als ze dan zo’n ding om haar nek zou moeten dragen, dan moest het toch eentje zijn die bij haar paste. Indra was nooit een bijzonder ijdel persoon geweest, maar alleen al het idee van zo’n gruwelijk lelijke halsband te moeten dragen deed haar kokhalzen.
Indra wist zich te verstoppen achter een hoop kratten en tonnen die opgestapeld stonden naast het grotere tweebeennest. De wind kwam haar richting uit, dus ze zouden haar niet kunnen ruiken, en hoewel ze langs geen enkele kant zichtbaar was, zou ze wel langs drie verschillende kanten weg kunnen springen als ze haar zouden spotten: links, rechts, of eroverheen. Ze zette zich wat beter en wachtte tot ze hen hoorde aankomen. De zon zakte gestaag naar beneden; vanaf hier kon ze het meer niet zien, maar ze was zeker dat de zon het oppervlakte ondertussen wel raakte. De wereld werd niet gehuld in oranje licht, zoals bij een klare zomerdag het geval zou zijn, maar werd gewoon grijzer en grauwer, alsof iemand de saturatie volledig naar beneden draaide en alle kleur uit de wereld zoog. Het was eerst bijna subtiel, hoe alles donkerder werd, maar toen was het niet meer te ontkennen. Indra zette zich net wat beter, waarbij ze per ongeluk tegen één van de dozen schopte, toen ze pootstappen en stemmen hoorde. Meteen verstrakte ze, en ze spitste haar oren om te luisteren. “Ja, ik zweer het, het monster was wel dubbel zo hoog als de anderen! Alleen al zijn poten waren de grootte van een gewoon monster!”, zei een jonge katerstem, en het was duidelijk dat hij de anderen probeerde te impressioneren met wat hij gezien had. “Probeerde het je op te eten?”, vroeg een andere – deze klonk iets ouder, maar nog steeds strak onder de dertig manen, dat was zeker. Zijn stem had iets jeugdig, bijna onschuldig, hoewel ze wist dat hij waarschijnlijk aan een moordenaar behoorde. Onwillekeurig moest ze even denken aan haar eigen zonen – maar die vergelijking was natuurlijk onmogelijk te maken. “Hou jullie bekken.”, klonk een derde stem, en aan de schorheid van de stem en de vermoeidheid in zijn toon was dit duidelijk de oudste van de drie. Indra strekte haar nek om boven één van de dozen uit te kunnen kijken en bekeek het drietal. “Ga slapen. Ik ga nog pissen.”, mauwde de oudste stem opnieuw, en nu zag ze dat hij inderdaad toebehoorde aan een zwaar gelittekende bengaal met een halsband. De halsband was bruin leer en had geen enkele hondentand meer erin – misschien eruit gehaald, als hij überhaupt al veel hondentanden gehad had ooit? In ieder geval was de halsband wel best cool. Misschien was hij ouder dan haar, best mogelijk, maar dan nog. De kater schatte ze rond de 60 à 70 moons. Op zich best raar dat zo’n oudere kater voor een leider Bloodclan zou uitstappen, als hij onwaarschijnlijk in zijn leven al zo veel verschillende leidingen meegemaakt moest hebben. Maar misschien vond hij Brat om de een of andere reden zo veel beter dan die anderen, of misschien had hij achterliggend nog een andere reden.
Zijn twee companen zagen er duidelijk jonger uit. De ene had een zwart-witte vacht en was duidelijk nog niet volledig volgroeid, misschien nog apprentice leeftijd. De andere was iets ouder; hij had brede schouders onder een bruine tabby vacht, en zelfs al een litteken over zijn zij. Maar ook die kater had nog de glanzende vacht van een jeugdige kat, in tegenstelling tot Biker, wiens vacht onder de littekens bezaaid was en duidelijk ruw was, ook al was ze kort. Hij keek met behoedzame blik hun camp rond, terwijl de twee jongeren vrolijk onder elkaar verder babbelden. Toen liep hij de andere kant op, zonder hun nog iets van aandacht te besteden. Indra wachtte ongeduldig af. Biker verdween al snel buiten beeld, maar de katers bleven nog veel te lang staan napraten. Het werd volledig donker buiten, zodat enkel de maan hen zou moeten verlichten – maar de nacht was te bewolkt om veel maanlicht toe te laten. Haar ogen wenden al snel aan het weinige licht, dus ze kon hen blijven bekijken terwijl ze over koetjes en kalfjes leuterden. Starclan, hoezo konden ze zo veel tegen elkaar te vertellen hebben? En konden ze dat niet even binnen doen, zodat ze door kon lopen zonder dat ze haar zouden zien? Straks was de oudere kater al weer terug, en dan zou haar kans vergaan zijn. En ze had niet zo veel tijd, want Orchis had heel duidelijk gemaakt dat ze binnen de vier dagen terug moest zijn. Indra had zo het idee dat ze niet meer de moeite zou moeten doen om terug te komen als ze het niet binnen die tijdsperiode kon doen. Dan zou ze gefaald hebben, en ze was niet van plan om te falen. Daarvoor was ze te koppig, en te perfectionistisch. Uiteindelijk ging het tweetal toch naar binnen, Starclan zij dank, en Indra glipte snel haar schuilplaats uit en trippelde achter Biker aan, hopend dat hij nog niet al te ver gegaan zou zijn. Dan zou ze hem opnieuw moeten gaan zoeken, en in het donker en de onbekende omgeving zou dat onbegonnen werk zijn. Even ging ook de gedachte door haar hoofd dat hij haar misschien gespot had en een valsstrik opgezet had…
Maar de oudere kater was gelukkig niet al te ver gegaan. Of, tsja, ze wist niet of dat zo gelukkig was, want ze had geen zin in dat hij versterkingen bij elkaar zou roepen. Dat zou haar job echt een stukje moeilijker maken. Maar ze kon het gekwetter van de twee jonge katers hier in ieder geval niet meer horen, dus de kans bestond dat zij hen ook niet zouden horen, en dat ze dus niets door zouden hebben voor het te laat was. Indra liep op de oudere kater af. Hij had zijn rug naar haar gekeerd en leek zich onbewust te zijn van het gevaar; of misschien speelde hij gewoon graag dom. Hij moest haar ondertussen wel gehoord hebben, in ieder geval. Ze deed niet haar best om heel stil te zijn. Hij had enkel zijn blik op de horizon gericht, waar de sterren zouden reflecteren in het water van het meertje als er niet zo veel wolken in de lucht gehangen zouden hebben. Biker schudde zijn bengaalse vacht even uit en draaide zich om. Indra kwam tot stilstand op een vossenlengte van de kater. Haar groene ogen blonken in het zwakke maanlicht en haar uitdrukking was neutraal. ”Biker”, mauwde ze zachtjes, maar in de stilte van de nacht waren haar woorden duidelijk hoorbaar. De kater keek haar aan met een bijna boze blik in zijn amberkleurige ogen. Zijn staart zwaaide geïrriteerd heen en weer. Hij ademde diep in, om de lucht te ruiken, waarschijnlijk, en er was herkenning en begrip in zijn blik toen hij zijn ogen weer opende. Hij had door hoe de vork in de steel zat. “Ik had kunnen weten dat de Elite me op de hielen zat. Wil je tijd verspillen met praten, of zullen we gewoon meteen ter zake komen?”, vroeg de oudere kater. Ja, hij had zijn leven bij Bloodclan gespendeerd, hij wist duidelijk hoe de groep in elkaar zat. Ze verwachtte niet dat de geest van de katten zo hard veranderd zou zijn sinds Orchis aan de macht gekomen was. Bloodclan zou altijd Bloodclan blijven, welk monster er ook op dit moment aan de macht stond. Indra besloot dat ze geen zin had om heel lang te blijven doorpraten. Ze had hem niets te zeggen, en ze kon zich niet inbeelden dat hij heel veel tegen haar te zeggen zou hebben. Ze kenden elkaar totaal niet; en als het aan haar gelegen had, zou ze hem ook nooit ontmoet hebben. Maar ze moest haar plicht doen, om te overleven, en als hij daarvoor moest sterven – dan was dat maar zo.
De kattin sprong naar voren, klauwen uitgestrekt, en ging meteen op de keel af. Dit was geen gevecht voor eer. Er was niemand behalve hen tweeën hier, niemand die ze moest onder de indruk brengen van haar kunnen of haar vechtkunsten. Ze ging voor efficiëntie, zodat ze het lichaam met zich mee kon sleuren en zodat Orchis dan blij zou zijn. Ze haatte het feit dat ze zo hard werkte om zo’n mormel van een kat gelukkig te maken, maar iedereen moest dingen doen die ze verachtten om te overleven, niet waar? Biker was sneller dan hij eruitzag, met zijn grote logge lijf, en sprong opzij zodat ze zijn keel miste. Maar Indra had de snelheid van een Windclanner en herstelde zich snel. Razendsnel draaide ze zich weer om en deed ze een nieuwe poging. Opnieuw dook Biker weg, hoewel hij deze keer wel geraakt werd, en meteen zette hij zelf de aanval in. Indra was jonger en sneller op haar poten en wist zijn klauwen bijna elke keer te ontwijken. Maar ze was ook niet onschendbaar, natuurlijk, en kon niet voorkomen dat hij een paar klauwen hier en daar in haar huid wist te trekken. Het zouden geen littekens vormen, maar haar bloed druppelde wel langzaam op de grond. Gelukkig wist zij ook hem meermaals te raken, zodat hun bloed zich samen mengde en een plasje op de grond onder hun poten vormde. Biker was al ouder en met zijn logge lijf was het moeilijker voor hem om steeds te blijven wegspringen. Zelfs al was Indra moe van de lange tocht en had ze al twee dagen niets meer gegeten, dan nog had ze het voordeel. Ze kon zien en voelen dat hij vermoeid begon te raken. Biker begon zwaar te ademen, en zijn ontwijkingen waren later en onhandiger. Uiteindelijk wist ze zijn keel tussen haar kaken te krijgen, omdat hij te traag was geweest om te ontsnappen. Ze beet meteen door, vlak boven zijn halsband, en bleef bijten tot hij in haar greep verslapte. Toen Biker geen enkel teken van leven meer gaf en de hoeveelheid bloed die in haar bek spoot begon te verminderen, liet ze hem vallen en spuugde ze het bloed in haar bek uit.
Daar lag hij dan, de ooit waarschijnlijk zo grote en gevreesde kater, nu niets meer dan een hoopje vacht op de grond. Zijn halsband was met plekken van zijn bloed besmeurd. Goed, laat dat anderen maar bevreesd maken dat hen hetzelfde lot zou opwachten als ze haar tegen zouden werken. Indra wist niet heel goed wat de procedure was – moest ze zelf de halsband nu al aan doen, of moest ze wachten tot Orchis het voor haar zou doen? Maar ze was niet het type om te wachten op iemand anders, of om te angstig te zijn om een risico te nemen. Met veel moeite – Bikers lijf was immers nog steeds onhandig log en zwaar – wist ze de halsband uit te krijgen; Met nog wat meer moeite wist ze zichzelf erin te wringen. Starclan, waarom deden ze toch zo veel moeite voor een dom accessoire. In ieder geval hing hier geen belletje of zo aan, zoals bij sommige kittypets. Dat moest een vernederende ervaring zijn, wanneer de prooi van je wegliep omdat je te veel lawaai maakte met je halsband. De band knelde niet om haar keel – Biker had duidelijk een bredere kop dan haar. Toch vond ze het ongemakkelijk. Ze was niet gewend om iets daar rond te hebben, en ze vond het een bijna verstikkend gevoel, hoewel ze rationeel gezien natuurlijk gewoon kon ademen. Maar Indra droeg nu een halsband; nu was ze pas echt Bloodclan. Als katten van Windclan haar nu zouden tegenkomen, zouden ze haar misschien amper herkennen; bloed hing aan haar poten en drupte uit haar bek, en ook de halsband om haar nek had een sterke metalige geur van bloed die er waarschijnlijk nooit uit zou gaan. Een eeuwige herinnering van de kater die had moeten sterven voor haar plaatsje in de groep.
En ondertussen hadden zijn twee jongere companen helemaal niets doorgehad. Starclan, hij had zich duidelijk omringd met zeer slimme, zeer oplettende katten. Indra hees Biker’s lichaam op haar rug, voelde nu al dat de tocht naar huis zwaar zou zijn, en nam een grote boog rond het tweebeennest waar de twee jonge rogues zich nog bevonden zodat ze haar niet zouden tegenkomen. Met verbazingwekkend weinig moeite wist ze de weide opnieuw te doorkruisen. Natuurlijk was ze veel trager dan toen ze naar hier ging, en ook veel zichtbaarder – zelf was ze tamelijk klein van bouw, dus viel ze nooit heel hard op, maar met zo’n groot lijf op haar rug was dat moeilijker. Toen ze aankwam in het bos baande ze zich een weg dieper in het bos, tot ze een dun riviertje tegenkwam – meer een stroompje, om eerlijk te zijn. Ze liet Biker met een plof in het water vallen, waarbij hij het stroompje met zijn lijf tegenhield en het water om hem heen twee nieuwe stroompjes begon te vormen. Daarna ging ze meer stroomopwaarts en waste ze zijn en haar bloed van haar vacht en haar poten. Ze hoopte ook dat ze hiermee hun geuren een beetje kon uitwissen, zodat als de twee rogues besloten hun baas te gaan zoeken, ze uiteindelijk op een dood spoor uit zouden komen. Ze deed ook wat moeite om Biker’s lichaam een beetje schoner te maken, maar niet heel veel want zijn lijf verkoelde al en hij stonk afgrijselijk hard naar dood en naar een rogue zonder al te veel hygiëne. Daarna sleepte ze zijn lichaam verder, opnieuw op haar rug zodat ze geen heel duidelijk spoor zou achterlaten op de bosgrond, en na nog een afstand liet ze zijn lichaam met een plof vallen. De zon kwam alweer bijna op. Ze was doodmoe en uitgehongerd. Het was nu de derde dag sinds ze de opdracht van Orchis gehad had – ze had nog meer dan een dag om weer naar het Elitecamp te raken. Maar dat zou ze wel halen; nu ze geen spoor meer moest volgen, kon ze sneller doorlopen, zelfs met het lichaam als last, en ze hoefde geen omwegen meer te maken maar kon rechtstreeks naar het camp doorlopen. Indra besloot eerst even te slapen, zodat ze de benodigde energie had, en dan kon ze in de ochtend gaan jagen. De kattin legde zich naast het verkoelende lichaam neer, een klein afstandje tussen hun beiden natuurlijk, sloot haar ogen en viel van vermoeidheid al snel in een droomloze slaap. Ze had in geen tijden nog zo goed geslapen, dat was zeker.
In de ochtend liet ze het lichaam achter om te gaan jagen. De halsband was nog steeds ongemakkelijk rond haar nek, maar ze begon er toch al aan te wennen, dus dat was al iets. Zonder al te veel moeite sloeg Indra erin om een klein muisje te vangen. Ze at het ter plaatse op want er was niets minder appetijtelijk da neen dood lichaam dat al een paar uren dood was, dat was zeker, en het zou er niet op verbeteren. Biker begon nu serieus te stinken, hoewel hij dat sowieso al gedaan had voor hij dood was ook. Dat was immers de reden dat ze hem zo makkelijk had kunnen volgen, niet waar? Ze begroef de botten van de prooi waar ze hem opgegeten had, en baande zich toen een weg terug naar waar ze hem achtergelaten had. Indra zuchtte even diep. Ze had zeer weinig zin om de hele weg terug te moeten gaan met dat dood gewicht op haar rug, maar ze had geen keuze. Orchis had erop gestaan om het dode lichaam te zien, want de halsband alleen was duidelijk niet genoeg bewijs. Ze beschuldigde hem er niet van dat hij haar niet vertrouwde. Als zij in zijn plaats gestaan had en een ex-Windclandeputy zich bij haar aangeboden had om lid te worden van de Elite, had ze het ook niet geloofd of vertrouwd, ongeacht het verhaal van die deputy. En ja, kittenmoord was een grote misdaad, maar was dat genoeg om al het vertrouwen in je clan op te geven en je clan op zo’n grote manier te verraden? Voor haar duidelijk wel. Hoewel ze in haar hart altijd Windclan zou zijn, natuurlijk, dat kon ze niet ontkennen, hoewel ze dat nooit zou toegeven. En ze zou nooit de Elite boven Windclan kiezen als er ooit gevochten zou worden tussen de twee, behalve als ze niet anders kon om te overleven. Ze had geen loyaliteit aan de Elite behalve dan voor de bescherming die ze haar boden. Als ze echt geen enkele reden gehad had om erbij te gaan, dan was ze wel verder gegaan als rogue, of naar de tribe gegaan. Maar geen van die beide dingen pasten echt bij haar, of bij wie ze was, en hier begon ze zich stilletjes aan wel thuis en geapprecieerd te voelen. Dat telde al voor iets, toch?
Indra tilde Biker weer op haar rug en begon aan de terugtocht. Ze wist ruwweg welke richting ze uit moest gaan, en op basis van de zon kon ze zich oriënteren. Het was goed dat ze opgelet had toen ze naar hier gelopen was, want deze omgeving was hier totaal vreemd en het was makkelijk om te verdwalen, zeker omdat dit een bos was en Indra het niet gewend was om te navigeren in een bosachtige omgeving. Ze vertrouwde op de zon en op haar zintuigen om haar in een rechte lijn te loodsen. Biker leek met elke stap die ze zette zwaarder te worden. Deze hele situatie frustreerde haar ontzettend. Indra was gebouwd op snelheid, niet op kracht, en de oudere warrior die ze moest meedragen was zowel groter als sterker dan haar geweest. Hij had haar zonder problemen kunnen dragen, maar zij moest maar af zien. Het irriteerde haar ook dat ze haar snelheid niet kon gebruiken door het extra gewicht. Als ze had kunnen lopen, was ze al lang weer terug geweest. Maar nu moest ze slenteren, en dat duurde veel langer. Toen Indra het bos weer uit kwam, was het al na zonhoog. Ze had tot de zon onderging om terug te raken. Ze doorkruiste niet opnieuw de tweebeenplaats, want dat ging richting highstones, en ze wist dat ze een shortcut kon maken door gewoon rechtstreeks naar het elitecamp te lopen. Daarvoor moest ze de tweebeenplaats volgen, in plaats van er gewoon doorheen te gaan, maar ze zou wel aan de rand blijven. Het was immers klaarlichte dag en de tweebenen zouden allemaal wakker zijn. Ze wist niet hoe ze zouden reageren als ze een kattin met een dood lichaam op haar rug door de straten zouden zien lopen, maar als ze een beetje zo intelligent waren als ze leken zouden ze dat waarschijnlijk niet zomaar laten passeren. Dat was een complicatie die ze niet zou kunnen gebruiken, in ieder geval. Daarom bleef ze dicht bij de rand van het bos en verplaatste ze zich in de schaduwen, bijna zoals een Shadowclanner het zou aanpakken. Een echte Windclanner zou gewoon extra snelheid pakken en extra snel erdoor lopen, zodat niemand een duidelijke blik kon werpen op hen. Maar Indra kon die snelheid met al dat extra gewicht op dit moment niet opbrengen, toch niet genoeg zodat ze zonder problemen erdoor zou raken.
Het was op de vroege vooravond dat het camp weer in beeld kwam. Indra zette nog een standje bij. Haar maag begon opnieuw te grommen, ondanks het muisje dat ze vanochtend gegeten had – dat was sowieso niet zo veel eten geweest en had haar niet volledig kunnen vullen – maar dat negeerde ze volledig. Haar doel was in zicht. Ze was nu zo dichtbij. Als ze nu nog een beetje door kon zetten, dan zou ze haar rang als member van de elite kunnen verdienen, en dan zou ze een recht van bestaan hebben. Ergens voelde dit misschien zelfs beter dan echt warrior worden van Windclan, want daar had ze nooit zo hard voor moeten werken. Ze was geboren in Windclan, en dus was het vanzelfsprekend dat ze ook warrior zou worden in Windclan. Maar dit was iets waar ze zelf voor gewerkt had, waar ze zichzelf had moeten en kunnen bewijzen. Ze had een gevoel van trots en van prestatie die ze nog niet veel eerder gehad had. Het was zo’n volledig ander gevoel dan spijt en schuldgevoel, dat ze de warmte die het voortbracht bijna schuwde. Ze ging het camp binnen met rechte rug, ondanks het gewicht op haar rug. Haar blik was strak vooruit gericht; de halsband om haar nek was duidelijk zichtbaar en de verrader die ze met zich meedroeg zou door de oudere Bloodclanners zeker herkend worden. Het was duidelijk wat ze gedaan had, en ze hoopte dat ze zich ook in hun ogen bewezen had als één van hen. Ze was zo veel gegroeid sinds ze hier gekomen was, als die verlaten kattin die niets anders kende van Windclan. Nu was ze een Bloodclanner geworden; ze had het monster in zichzelf omarmd, verwelkomd zelfs, en ze had haar bloeddorst gebruikt in plaats van het haar te laten overmeesteren. Het was niet moeilijk om Orchis te spotten in het camp; het was net etenstijd, en dan was hij de eerste die mocht eten, natuurlijk. Ze liep recht op hem af, zonder aarzeling, zonder dat de vermoeidheid duidelijk was in haar blik of haar houding. Eenmaal bij hem aangekomen, liet ze Biker van haar rug vallen, recht voor zijn neus, en ze keek hem recht in de ogen aan. ”Eén verrader.”, verkondigde ze, stem koud als ijs, zoals een echte Bloodclanner.
10K!!
Prompt 24
|
|