Blackpoint dwaalde langs de rivier, op jacht naar verse prooi. Een klein visje schoot door het water toen ze het probeerde te vangen. Haar zwarte poot was donkerder geworden van het water, haar vacht tegen haar aangeplakt. Net niet had ze de kleine karper gevangen, en daar baalde ze écht van. Ze kon niet zo goed vissen vangen als de andere van haar Clan, maar in vechten en andere prooi vangen was ze tamelijk goed in. Ze keek chagrijnig naar de rivier. Ze wist dat dit de grenslijn was van de Thunderclan en Riverclan. Ze zag de Zonnerotsen voor zich. Om die rotsen was gevecht uitgebarsten, al sinds de clans zich hier hadden gevestigd. Een koel briesje waaide door haar satijnzachte vacht heen. De krijger huiverde door de wind, maar het zou snel afgelopen zijn. De rivier was niet meer van ijs, en de glinsterende sneeuw was ook al weg. Daar was ze blij over. Eindelijk meer prooi. De konijnen en muizen zouden uit hun holletje komen. En de vissen zouden opgewonden uit het water springen, vragend om gevangen te worden. De kat glimlachte een keer. In haar hele leven had ze de rivier al mooi gevonden, ook al had ze niet veel vrienden, en ook geen partner. Ze zuchtte toen ze aan het woord 'Partners' dacht. ze wilde er ook een, eentje die gewoon haar was, maar dan een kater. Ze arriveerde bij de Vierboom, waar een Tweebeen pad omheen was gelegd. Weer waaide er een wind over, en een onbekende en vreemde geur schoten haar neusgaten binnen. Onbekend, misschien gevaarlijk voor de Clan. Ze schoot in de jachthouding, en kroop tussen de struiken door. Een wit met bruine kat legde haar oren in haar nek, en dook op de grond. Blackpoint sloop naar de poes toe, met een zware grom in haar keel. 'Wat doe je hier?!' siste Blackpoint die boven haar uittorende. 'Wie ben je? En wat wil je? Wat doe je?!' snauwde Blackpoint nogmaals. Ze was nooit echt gesteld op buitenstaanders, ze roken maar raar en waren alleen. Een makkie voor de Riverclan, dacht ze. Stel ze mocht aanvallen, kon Blackpoint nog altijd meer katten roepen.