Hailpaw was heerlijk aan het ronddartelen buiten het kamp. Zonder mentor kon ze doen wat ze wilde wanneer ze het wilde. Jagen deed ze pas als ze heerlijk was uitgerust, ze bleef lang liggen nadat alle andere apprenticen al met hun mentor aan het trainen waren. Hailpaw haar bruine poten liepen bijna geruisloos door het bos. Enkel kraakte zo nu en dan een takje onder haar lichte gewicht. Hailpaw luisterde naar het zeldzame gezang van de lijster nu het bladkaal was. Voor haar poten schoot een mager veldmuisje langs. Meteen volgde ze het veldmuisje op de voet zonder op te letten waar ze heen ging. Het muisje schoot onder een bosje Hailpaw ging er met een grote vaart achteraan. Toen ze door de eerste bosjes heen was klonk er een schel geluidje uit haar bekje van de pijn die de bosjes daarachter haar opleverde. De bosjes achter de gene waar ze indook om het muisje achterna te jagen zaten vol met stekels die afbraken bij elke beweging die ze maakte. Hailpaw mauwde zachtjes van de pijn. Ze probeerde zich los te krijgen, toen ze uiteindelijk zich los had gekregen zaten alle stekels vast in haar huid, haar vacht was dun dus die bood geen weerstand. Nu ze eindelijk zich los had gekregen moest ze even denken waar ze ook alweer was haar richtingsgevoel was een paar seconden verdwenen. Hailpaw strompelde even later het kamp weer in. Meteen zocht ze met haar ogen of ze Angelvoice kon vinden. Toen ze haar niet zag hinkte ze naar haar den en mauwde zachtjes '' Angelvoice ben je hier?''