Moonstripe opende zijn ogen. De dag vandaan beloofde niet veel goeds, als hij het zo voor het eerst hoorde. Het maakte niet uit, hij had toch niets te doen. Niet veel anders dan piekeren over alles enzo. Hij stond wat krampachtig op, het had geregend vandaag, en de koude was voor even zijn botten ingetrokken. Het zou wel over gaan als hij eenmaal liep, maar daarvoor had hij nog wat andere dingen te doen. Hij schudde zijn hoofd en ging op zijn mosnest zitten. Het was stil in de Warriorsden, en hij zuchtte opnieuw. Hij mistte de vroegere gezelligheid. Toen hij nog met iedereen open en vrij kon praten. Maar dat ging nu meer, niet sinds hij had ontdekt dat hij verliefd was op een RiverClanpoes. Het mocht eigenlijk niet, en hij wist wel waarom. Als de Clans in oorlog waren, zou hij moeten kiezen tussen loyaliteit en liefde. Natuurlijk zou hij voor Snowcrystal kiezen, maar dan was hij een verrader, en zij zou ook ontdekt worden. Het was niet eerlijk. Hij kwam voor zijn liefde uit, en hij werd gestrafd. Maar dat waren dan ook de consequenties als je je niet aan de regels hield. Het was duidelijk wat ze bedoelden. Maar was dit echt het pad dat StarClan voor hem had uitgezocht? Hij wist het niet meer, alles was zo onduidelijk. Als hij haar nu nog maar eens een keertje kon zien, dan zou het wel beter gaan niet? Hij hoopte het maar. Moonstripe wou hij in elk geval zien, het maakte niet uit hoe, zelfs niet dat hij misschien ontdekt zou worden na hun ontmoeting, als zij maar uit de problemen bleef, was het het allemaal waard. Hij likte bedachtzaam zijn flank, hij moest zichzelf ook eens weer een wasbeurt geven, terwijl hij de details uitdacht. Hij zou als hij binnenkort niet meer van haar zou horen, naar de grens gaan. Zodra hij dacht dat het veilig zou zijn, zou hij de rivier oversteken. Hij kon niet zwemmen, dat wist hij ook wel, maar hij moest het proberen. Met alle gevolgen van dien. Zijn blauwe ogen zochten door het donker de weg naar buiten, en hij huiverde zachtjes van de koele bries die over zijn vacht streek. Hij had geen idee wat hij nu moest doen, wilde plannen maken was een goed ding, ze uitvoeren was gevaarlijk. En hij wou het vertrouwen van zijn vrienden dat hij terug begon te winnen, niet beschamen. Het leek te erg, om dan zomaar plots gevangen te worden, zou hij ook nog zijn Clan in diskrediet brengen en problemen geven. Want ze zouden hem terug willen, aldanniet om hem, maar om hun eer te verdedigen. Het deed pijn om zo te denken, maar het was nu eenmaal zo. Het was niet anders. En hij ging niet liegen tegen zichzelf, anders was hij helemaal verloren. Hij liep de den uit en genoot van het zachte zonlicht dat op zijn snuit scheen. Het was winter, maar het zou niet lang meer duren voor het volgende seizoen aanbrak. Hij zuchtte, gelukkig waren er geen gevallen van koorts geweest dit jaar, ze hadden al hun krijgers nodig. Hoewel, het gevaar was gebroken. Het gevaar, het leek raar om dat te moeten zeggen, aangezien hij er nooit echt mee bezig was geweest, hij had een eigen wereldtje gecreërd, om daar in te blijven. Op de grote Clanvergadering was hij echter wakker gesprongen, en had eens gekeken wat er echt aan de hand was. Soms had hij het gevoel dat hij in een droom stand beland was, dat hij wel zich van het leven bewust was, maar dat dat ergens ver achter hem lag. Maar het lag vast wel aan hem. Moonstripe kneep zijn ogen even dicht en stak zijn neus in de zon. Hij moest wat licht opvangen, gezond zijn. Gelukkig was het nog vroeg, dat de zon niet zo hard was. Anders kreeg hij het weer zo warm met zijn vacht. Hij was gegroeid deze winter, waardoor hij het nooit koud had gehad. Wel, soms dan, maar dat was alleen als hij stil lag, de hele nacht. Nachten waren het hardst om door te komen, nachtmerries beslopen je dan en lagen klaar om je te doordringen en aan te vallen. Nee, hij hield niet van zulke nachten. Je had natuurlijk ook weer anderen, waar hij blij om was. Dan droomde hij over alle goede dingen in het leven, waaronder ook Snowcrystal. Hij glimlachte toen hij met zijn poot over zijn ogen ging om de slaap eruit te wrijven. Hij herinnerde hun eerste ontmoeting nog als de dag van gisteren. Hun persoonlijkheden hadden al meteen samen gevoegt, konden de ander niet wegjagen. Ze was gevallen in de rivier, en toevallig op ThunderClanterritorium aangespoeld. In zijn buurt. Natuurlijk ging hij kijken of alles goed was met haar, het bleef een poes in nood, en die moest hij als echte gentleman toch helpen niet? Hij was naar haar toegegaan, nog een beetje bang toen, hij was nog maar een apprentice. Ze was nat maar sneeuwwit geweest, en nu vroeg hij zich af of hij toen niet al een crush op haar had. Maar het ontmoeting werd al snel verstoord door haar grote zus. Dreamheart. Ze hadden mekaar al eerder gezien op patrouille, en ze beschuldigde hem dat hij op hun territorium was, terwijl zijzelf over de rivier stond. Ze was snel gekomen en met onvriendelijk woorden naar hun toegekomen. Het had hem toen al pijn gedaan om afscheid te moeten nemen, hij vond het niet leuk. Toen al niet. Maar er zat wel een verschil in. Toen moest hij afscheid nemen, nu zag hij haar niet eens meer. Moonstripe zuchtte, en keek om zich heen. Het kamp was nog vrijwel verlaten, en niemand lette op hem. Ze waren het gewend dat hij vroeg vertrok, dus niemand had er een probleem mee. Zou hij het durven? Hij had het al eens gewilt, maar toen was dat plan op iets helemaal anders uitgedraaid. Hij had ontdekt dat zijn goede vriend Longtail met een.. Moonstripe schudde zijn hoofd, als hij nu verder ging, dan zou hij slechte dingen zeggen en goede dingen, die hem allebei van zijn eerste plan af zouden houden. En dat was niet de bedoeling. Hij wou enkel maar kijken of alles goed was met zijn vriendin? Rood steeg op naar zijn wangen, zijn vriendin. Het klonk zo aangenaam en raar om dat te kunnen zeggen. Een andere gedachte sloeg toen in op zijn kop. Wat als ze hem nu eens niet wou zien? En dat van het Dreamheart gedoe alleen maar gebruikte om weg te blijven? Aarzeling sloeg in op zijn hart, klauwde zich een weg naar binnen, en vrat hem toen langzaam op. Als ze het nu eens beu was, dat ze mekaar nooit konden zien? Dat ze iemand anders had gevonden, hoe moest hij het weten? De laatste keer dat ze mekaar zagen. Nee, het kon toch niet! Snowcrystal ging hem dit niet aandoen zonder het zelf te zeggen. Alhoewel, dan zou hij instorten, want zij was zijn hele leven. Alles. Goed, hij had ook zijn vrienden, waarop hij kon steunen, maar zij was anders. Wat zij deed maakte echte invloed op hem, hij zou alles doen voor haar. Al zou dat misschien betekenen dat hij haar moest vergeten. Dat kon hij nooit, maar als zij weg wou, van hem, dan zou hij die beslissing respecteren. Hij wist het niet, maar het zou wel alles verklaren. Tot nu toe, alles. Maar ze zou het hem zelf moeten vertellen, want met deze onzekerheden kon hij niet meer leven. Het zoog hem langzaam weg, maakte een makkelijk slachtoffer van hem. Moonstripe schudde met zijn hoofd, en dook met een zwiep van zijn staart het bos in. De frisse lucht was duidelijk merkbaar, zonder enig iets, en hij liep voorzichtig verder. Hij wou nog wat prooi vangen voor hij naar de rivier ging, wou niet helemaal onbedekt zijn. Hij had al een excuus ergers ver weg, dat hij in de rivier gevallen was, en dat hij niet meer wist hoe hij moest zwemmen enz. Ja, het ging hem allemaal wel lukken, hij moest gewoon wat vertrouwen in zichzelf krijgen. Dan kwam alles wel goed. Hij bewoog onrustig zijn oren, wist niet wat hij moest doen. Een tak kraakte en hij draaide zich om. Het was een prooi, en omdat die schaars was, moest hij er wel achteraan gaan. Zijn pootstappen gingen van hoorbaar naar stille fluisteringen die de grond bijna streelden. Zijn adem ingehouden, alles geconcentreerd op dejacht nu. Niets zou hem er van weerhouden van de muis te pakken. Nee, hij zou er heen sluipen, en dan met een dodelijke sprong een einde aan het leven van de muis maken. En zo gezegt, zo gedaan. Moonstripe sloop er zachtjes naartoe, en wiegde even met zijn heupen heen en weer. Toen zonk hij door zijn voorpoten, en zette zich af voor de sprong. Tijdens zijn vlucht zag hij de muis wegspringen, maar niet snel genoeg. Het was tussen bereikt van zijn klauwen dus hij grabbelde het op. Voor het kon schreeuwen zette hij zijn tanden in het magere lijfje en maakte er een einde aan. Kleine druppeltje bloed sproeiden over zijn snuit en hij likte het meeste op. De zure smaak van het bloed, enigsinds ijzerachtig, had hem bewust gemaakt van de jacht. Maar hoewel de muis geen geluid had kunnen maken, was er waarschijnlijk in de buurt nu niets meer te vinden. Dat had hij wel geleerd, hij kon beter ergers anders naartoe dan hier zijn tijd te zitten verdoen. Het duurde niet lang voor hij weer iets had ontdekt, maar het was een konijn. Zijn verwarring maakte hem onvoorzichtig, en hij pastte de verkeerde techniek toe, waardoor het snel wegsprong. Moonstripe keek het na, het maakte niet uit, het was maar een ding. Een dier, en het zou heus niet het verschil uitmaken voor de Clan. Moonstripe ging nog de hele tijd door met jagen, en na een tijd had hij twee muizen en een waterrat te pakken. Het was een goede jachtdag, en hij was blij. Hij had tenminste iets kunnen doen voor zijn Clan vandaag. Met zijn scherpe klauwen groef hij een gat waarin hij alles gooide, straks kwam hij het wel ophalen. Snel wierp hij er nog wat aarde overheen, en liep toen weg van de plek. Zijn poten leidden hem automatisch naar de rivier, maakte het ongemakkelijk. Hoe moest hij hier nu aan beginnen? Hij wist het echt niet, en hij bleef maar staren naar de overkant. Als ze nu eens toevallig hier zou lopen, zou alles goed zijn. Maar hadden ze niet ooit eens afgesproken alleen maar te ontmoeten op Fourtree's? Mweh, wat maakte het nog uit, ze was er toch niet, dus er was ook niets om af te spreken. Toch bleef hij zitten, met zijn staart geduldig over zijn poten gevouwen, wachtend. Zijn blauwe ogen waren afwezig, terwijl hij zacht aan het murmelen was tegen zichzelf, het bos, de rivier, hij wist het niet. Maar hij ging hier niet weg voordat hij wist hoe het met haar was, en of ze hem nog kon vergeven voor alles wat hij had gedaan. Voor alles wat hij ooit had gedaan, naar haar, haar zus, zijn kittens. Wat zou hij graag als een echte vader voor hen zorgen, hen liefkozen, hen zien opgroeien. Alles. Hoezeer verlangte hij ernaar zijn neus in hun wollige vachtjes te steken, en hun geur op te snuiven. Om hun echte vader te zijn, en niet iemand vaag, die ze niet kenden. Het deed pijn, het maakte het kapot vanbinnen, gebroken. Was het het eigenlijk allemaal wel waard geweest ? Zijn hele leven? Had hij er niet veel meer kapot gemaakt dan hij had opgebouwd? Hij zag ze elke nacht in zijn nachtmerries, hij kende de feiten. Het maakte hem bang, en hij zou alles willen doen om hun hem te laten vergeven, zodat ze het terug zouden hebben, maar het ging niet. Het kon niet, hij kon het leven niet terugdraaien, netzomin als iemand dat kon. 'O StarClan, was dit echt het pad voor mij? Was dit de bedoeling?' Fluisterde hij zachtjes, bijna in tranen. Ja, de grote grijze kater huilde, om zijn fouten, om wat hij gedaan had, om wat hij niet gedaan had. Om hem, zijn moeder. Zou ze nu op hem neerkijken? EN zijn vader, hij had hem nooit gekend, zelfs zijn zus had hem in de steek gelaten, te kwaad op hem om zijn verantwoording voor de dood van zijn moeder. Ze was prachtig geweest was hem verteld, en hij leek het meest op haar. Maar Summer en Wind waren van een andere vader geweest, ze waren niet hetzelfde geweest, meer naar mekaar toegtrokken dan naar hem. Was het dan zo verwonderlijk dat hij zijn vrienden graag wou beschermen, en dat hij er voor zijn kittens wou zijn? Niet zoals hijzelf was geweest, maar zoals hij het leven voorstelde. Maar het ging niet, hij had het verpest voor iedereen. Was dat zijn grote zwakte? Iedereen had er een, zelfs de meest perfect lijkende poes, was dit die van hem? Wel, anders, zijn leven stond er in elk geval vol mee. Hij kon er niet meer naast kijken, was in de levende nachtmerrie beland. Het was ongelofelijk, hoe kon dit? Hij wist dat hij wakker was, maar de pijn, de erge pijn, maakte hem in een droomtoestand. Zijn ogen zagen dingen die zich in zijn hoofd afspeelden, en hij lag daar maar. Zonder iets te doen. Maar ondertussen brak zijn hele wereld af, stuk voor stuk. Misschien zou hij het beste verdwijnen, dan waren er geen problemen meer. Snow zou gelukkig worden met een andere kater, zijn vrienden zouden er wel overheen komen, het na een tijd zelfs vergeten, wie zou er overblijven? Niemand. Als hij als rogue zou leven, op zijn eentje, dan zou hij niemand meer pijn kunnen doen, storen. Misschien wist Snowcrystal dit ook al, en had ze het daarom misschien uit gemaakt. Was er iemand die het altijd al geweten had? Hij kon zijn kittens niet in de steek laten. Hij moest met ze mee. En als hij ze niet naar hier kon brengen, ging hij naar daar. Hij wist niet eens hun namen, leken ze allemaal op Snow? Of zou er eentje op hem lijken? Het zou ironisch zijn, maar hij hoopte dat geen van hen allen het character van hun vader had geerft, dat wenste hij niemand toe. Niemand, zelfs niet zijn ergste vijand, het brak hem in stukken, langzaam en pijnlijk, liet achteraf pas zijn fouten zien, maakte het niet makkelijk voor hem. Het was niet normaal meer. Zijn vacht dof, zijn ogen uitgedooft, van zijn persoonlijkheid daarstraks bleef niets meer over, er zat alleen een klein hoopje ellende, dat het anders wou. Ja, als hij het wou zou hij kunnen liegen tegen zichzelf, en zou hij de Moon blijven van nu. Of niet soms? Was de Moon van nu hem? Hem maakte hem twijfelen, wie was hij nu werkelijk? Tot nu toe had hij altijd gelooft dat het leven opgebouwd was uit keuzes, je had er altijd een. Maar dit bracht hem aan het twijfelen. Was dit wel goed? Dit alles, was het wel goed? Hij had er nog nooit met iemand anders over gehad, maar StarClan maakte geen keuzes voor jou. Ze hadden hun eigen regels, maar zodra ze het leven zouden beheersen, zouden ze niet vrij meer zijn. Ze konden zien wat voor wegen je zou kunnen belopen, en soms stuurden ze je in de goede richting, zodat alles op zijn pootjes viel. Ze waren overal om hem heen, en de gedachten sterktte zijn geest. Gaf hem terug moed. Hij stond op, en bleef toen stilstaan. Een spookachtige gedaante leek hem aan te kijken, en hij sprong achteruit van schrik. Wie was dit en waarom was het hem aan het bespieden? Hij zette zijn ogen op scherp, maar scheen niet te kunnen zien wie het was, ze was te ver weg. Te ver.
Kon het niet laten
Als je ooit nog eens tijd had
Ufzeuw
xx
-Snowcrystal-