Scratch liep door het bos. De zon scheen fel tussen de bladeren van de bomen door. De zon gaf warmte af en zorgde ervoor dat haar zwart-grijze vacht warm werd. Ze vond het gelijk prettig om de zon te voelen op haar warme vacht. Even bleef ze stil staan, en keek met haar hoofd naar de zon. Een zacht briesje golfde tussen de bomen door en door haar vacht heen. Ze hoorde het zachte briesje een beetje galmen door de bladeren. Snel sprong ze over wat verrotten boomstammen heen, die door de afgeknapte wortels waren omgevallen. Na een tijdje te hebben rond gelopen, kwam ze bij de duistere bossen. Ze stapte de duister in en hoorde af en toe wat geritsel. "Wie is daar?" Sprak ze uit, terwijl ze stil bleef staan, maar ze bleef opletten. Angst ging niet bepaald door haar heen. Na een paar minuten kreeg ze nog geen antwoord en ging ze zitten. Wie was daar toch? Ging door haar gedachten. Zacht bromde ze iets. Het geritsel bleef niet ophouden. Ze was het zat en wilde weten wie of wat het was, die het geritsel maakte. Ze ging recht staan op vier poten en stapte of sloop eerder naar een van de struiken. Allerlei gedachtes gingen door haar heen, wat voor beest het kon zijn. Zou het een konijn of een of andere vogel zijn? Ze kwam steeds dichter bij en dichterbij. Vlak voor de struik. Sprong ze op en dook de struik in. Enkele duiven vlogen op. Ze keek in de ronde maar nergens was iemand te bekennen. Misschien waren het dan toch de duiven die het geritsel maakte? Dacht ze.
Zo misschien beter?