Het windlcan kamp, die gelegen lag in een heide, had wel vaker kleinere planten die wat naar binnen groeiden. Niet dat Crow er veel van wist. Het had echter niet lang geduurd voordat de kleine poes een doornstruik achtig iets had gevonden. De doorns leken erg klein, maar scherp, en bleven steken in je vacht. Het was een plant die op de rand van het kamp stond, half tegen de kampverhoging die de grenzen van het kamp moesten aangeven. Crow had zich meteen op het vreemd verdorren ding gegooid, opdat ze een krekel erin had zien gaan... maar dat was ene grote fout geweest, aangezoen haar pootkussentjes nu wat aan het bloeden waren. Ook haar neusje had een druppeltje bloed... Maar Crow schudde het van zich af, boos kijkende naar de tak.
De dorre tak, die vast door de harde winter wat naar achter was gegaan, brak kort na haar derde aanval af. Ze hijgde even en schudde haar kopje. Wat moest ze hier nu mee? Het duurde niet lang voordat ze een idee kreeg. Voorzichtig pakte ze het uiteinde van het takje waarna ze het over de grond begon te slippen, richting de apprentice den. Eenmaal daar aangekomen keek ze even rond. Ze had die dikke wel eens zien liggen in... Dat nest! Haar oortjes wipten overeind, waarna ze het takje mee sleurde en zo in het nest legde. Even neusde ze er wat tegen om het te verbergen, waarop ze geschrokken terugnam. Deden die doorns nu nog meer pijn dan eerst? Geez.
- Winterpaw