Een ijzige bries woei door het kamp van de Thunderclan heen en liet de takken ratelen. Sneeuw viel met kleine vlokjes naar beneden en voegde zich bij het witte deken dat al op de bevroren grond lag. Pootstappen waren in de witte laag te zien, en af en toe was er een plek zonder sneeuw, behoed voor de witte vloek dankzij de takken die zo nu en dan boven het kamp hingen. In een hoek van het kamp, op zo'n kleine sneeuwloze plek, zat een poes te verkleumen in de kou. Met een zachte zucht zette de vlamgekleurde poes met witte aftekeningen haar vacht wat extra op. Ze was niet op patrouille gezet en was dus voor niks haar nest uit te komen. Toen ze terug wou keren naar die eerst warme locatie, bleek deze al koud geworden te zijn. Het zou dus nutteloos geweest zijn om daar weer te gaan liggen. Daarom was ze buiten de den gaan kijken of ze zich dus ergens nuttig kom maken. Helaas had ze zelfs dat niet kunnen vinden. Dus daar zat ze nu dan, redelijk geërgerd.
Met een verveelde blik liet de poes haar goudkleurige ogen eventjes over het kamp heen glijden, naar de dagelijkse bezigheden van katten kijkende. Eventjes speelde ze met het idee om nog iets te eten te pakken van de prooistapel, maar ze had niet bepaald trek, en dan zou ze haar poten weer in de koude sneeuw moeten zetten, dus dat idee werd snel verworpen. Maar stil bleven zitten, daar werd men ook niet bepaald warm van. Dus ze zat met een moreel dilemma, beide keuzes zouden uitdraaien op koud worden. Damn, wat werkte dit op haar zenuwen! Ze schudde haar kop iets en zuchtte zachtjes, haar adem kwam in een klein wolkje uit haar mond geslopen. Snel koud worden? Of langzaam? Ze bleef stil zitten terwijl ze in alle stilte met zichzelf debatteerde.