Beetlewhisker opende zijn ogen. Hij had gelukkig een goede nachtrust gehad, zodat hij vandaag genoeg energie zou hebben om te jagen voor zijn clan. Hij zuchtte een keer en stond toen op. Hij strekte zijn lichaam voor hij de den uitliep en de zon zijn vacht verwarmde. Het zou vandaag in ieder geval een mooie dag worden. Dat betekende dat het ook een goede dag zou zijn om prooi te vangen. Nu moest hij alleen nog beslissen waar hij zou gaan jagen. Hij kon naar de rivier gaan, maar hij kon ook naar het bos gaan. Hij vond het toch een beter idee om naar de rivier te gaan. Hij hoopte wel dat het niet een te warme dag zou worden, want dan was het niet zo leuk om in de open lucht te vissen terwijl de zon op je schijnt. Hij had niet echt zin om iemand te vragen mee te gaan, want sinds Leopardfur deputy was geworden had hij haar nog nauwelijks gesproken en hij wist niet goed wat hij ermee aan moest. Hij schudde de gedachte van zich af. Het was niet iets waar hij nu over na moest denken, hij was van plan om te gaan jagen en dan zouden deze gedachtes hem alleen maar afleiden en dat wilde hij niet. Hij liep naar de uitgang van het kamp.
Hij was onderweg naar de rivier. Hij hoopte dat hij wat zou vangen, want anders zou het wel heel slecht van hem overkomen op zijn clan. Hij wilde niet dat ze dachten dat hij niks deed, dus dan zou hij wel wat moeten vangen om te laten zien dat hij niet niks deed. Gelukkig ving hij dan altijd ook wel wat en hij snapte ook niet waar hij de gedachte vandaan haalde, maar het was een soort van onzekerheid die in hem zat en die hij liever niet wilde laten zien en daarom dus altijd zo zijn best deed. Hij merkte dat de begroeiing minder was geworden en dat hij dus al bij de rivier was, misschien had hij beter op moeten letten, want had hij nog even zo doorgelopen en hij lag in de rivier en hij wilde nou ook weer niet zijn hele vacht nat krijgen, ook al zou het wel verkoelend zijn. Hij schudde de gedachte weg en liep naar de rand van het water. Hij zorgde dat zijn schaduw het water niet raakte, want dat zou de vissen alleen maar afschrikken en dat wilde hij niet, want dan zou hij niks kunnen vangen aangezien er dan ook niks kwam om gevangen te worden.
Na een tijdje naast het water te hebben gezeten afwachten op een vis, kwam er eindelijk een vis voorbij. Hij tilde zijn poot op en liet zijn poot snel het water in gaan, net boven de vis mikkend. Hij voelde de schubben van de vis en boorde zijn nagels in de vis, zodat hij genoeg grip had om de vis het water uit te halen. Hij schepte de vis het water uit, zodat het op de kant landde en hij het met een beet kon doden. De vis spartelde nog even, maar dat hielt al snel op en hij keek trots naar zijn vangst. Het was gelukkig nog geen zonhoog, want hij kon beter voor zonhoog terug naar het kamp gaan, want anders zou de vis ook nog kunnen bederven en dat wilde hij niet. Hij zocht zijn positie naast het water weer op en wachtte rustig op nog een vis. Plotseling hoorde hij geritsel en hij spitste zijn oren. Had hij dat nou goed gehoord? Hij begon al aan zichzelf te twijfelen toen er weer geritsel kwam en deze keer was het ook nog luider dan de keer ervoor, hij wachtte rustig af, klaar om aan te vallen als het geen Riverclan kat was. Hij wachtte en focuste zijn blik op de plek waar het geluid vandaan was gekomen.