De training met Ambersnare was toch leuker dan de jonge kater gedacht had. Rapidpaw had er zin in om hard te leren en zijn best te doen voor zo ver dat lukten. Toch was het ook soms wel moeilijk, vooral als het om het vangen van de konijnen ging. Hij was best snel, maar zo snel als een die springerige prooien nu ook weer niet. Toch lukte het Rapid zo nu en dan om een oud konijn te grijpen, maar die waren dan ook wel op leeftijd. Maar nu trippelde Rapidpaw met twee muizen aan hun staarten tussen zijn kaken en liep door de tunnel het kamp binnen. Nog even en dan kon de zwarte Apprentice lekker zijn nest in duiken en gaan slapen. Hij was zo moe van het trainen en de jacht er gelijk achter aan, maar er groeide voldoening in zijn hart toen Rapid de twee prooien op de stapel legde en meteen door liep. Hij had geen honger daar zorgde de slaap wel voor. Zijn mentor vertelde hem dat de zwarte katertje verder vrij was en hij knikte naar de gevlekte krijger voor hij naar de apprentice den trippelde en letterlijk in zijn nest viel om daar meteen in slaap te vallen. Maar lang leek het niet te duren, want een vreemd geluid leek de zwarte apprentice wakker te maken. Hij tilde zijn kop op en zag dat hij nog in zijn nest lag. Het was donker, maar er lagen verder geen nestgenoten in de den. Zijn kop schuddend stond Rapidpaw weer op en trippelde de den uit, maar waar hij de andere clankatten verwachten te zien was er niets. Het kamp was leeg en verlaten. Er hing zelfs geen geur van de windclan meer. Geschrokken begon de zwarte kater langs de holen te lopen om te zien of iedereen ergens lag te slapen, maar elk hol was leeg. Toch leek het hol van de leader nog bewoond te zijn, maar de geur herkende Rapidpaw niet. Zijn vacht begon te prikkelen en soms leek het alsof ze overeind kwamen, maar zakte daarna weer terug. Twijfel en verwarring waren nu even deel van de anders zo rappe apprentice. Toch trippelde hij naar de ingang van de leaders den en ging er voor staan. 'Wie is daar?' vroeg Rapidpaw. Zijn stem klonk onnatuurlijk luid in de stilte. Dit kamp leek wel op die van de windclan, maar het rook er naar verrotting en de struiken zagen er zo doods uit, toch hield de zwarte kater zij blik op de ingang van het hol gericht. Welke kat hij hier ook zou mogen tegenkomen het was geen kat die hij ooit ontmoet had.
{Open voor een Dark forrest cat}