Leuk dat jullie het mooi vinden
Dat motiveerd ech tom door te schrijven ^-^ Ik probeer elke dag 1 hoofdstuk te schrijven. Kunnen jullie me vertellen of de stijl vergeleken met het vorige hoofdstuk hetzelfde is of wat er anders verschilt? Ik wil namelijk een beetje dezelfde stijl aanhouden in het verhaal anders is het zo verwarrend xD Bedankt en veel leesplezier
•___________________________________________________________________________•
2Mama. 'Mama! Melos en Loukas vroegen of ik meeging, mag ik mee?' Ongeduldig trappelde ik op de grond. Snel keek ik over mijn schouder. Melos en Loukas stonden al op me te wachten. Melos zwaaide en ik keek weer naar mama. 'Mama toe? We zullen heel voorzichtig zijn, en ik heb Melos en Loukas bij me.' Zo lief mogelijke probeerde ik te glimlachen, ik sperde mijn ogen een beetje open, misschien leken ze zo groter? Zoals je ziet bij puppy's. Zou het werken? Voor de zekerheid knipperde ik met mijn wimpers. Mama zuchtte. 'Waar gaan jullie geen dan?' Snel schudde ik mijn hoofd. 'Geheimpje!' Als ik mama vertelde dat ik het geheimpje ook nog niet wist zou ik nooit mee mogen. Ik wipte van het ene been naar het andere, wanneer gaf ze nou antwoord? 'Mama-aa, Melos en Loukas wachten!' Pruilend keek ik naar de bruine ogen van mama. Ze stonden twijfelend. Mama leek niet op mij, ik leek op papa. Ik kende papa niet, mama zei dat ik op hem leek. Soms droomde ik over papa, maar zijn gezicht zag ik nooit. Ik hoorde wel een stem. Ik kon het voelen door mijn hart, de trillingen van zijn stem. En soms, soms dan hoorde ik hem zingen. Zachtjes en helder, een lied zonder woorden.
'Goed ga dan maar.' Ik zou mama om de hals vliegen, als ik erbij kon. In plaats daarvan sloeg ik mijn armen om haar middel heen. 'Bedankt mama, ik hou van je,' mompelde ik in haar jurk. Het rook naar bloemen, gras en mama. Even wilde ik zo blijven staan, bij mama blijven. Haar zachte huid voelen, haar stem horen. Mijn greep verslapte zich, vielen weer terug langs mijn lichaam. Ik glimlachte vrolijk, maar waarom voelde mijn borstkas opeens zo zwaar? 'Oké ik ben weg!' Snel, voordat ik niet meer weg kan. Mijn lichaam draaide zich om en mijn benen renden. Nog een keertje keek ik om. Naar mama, ze zwaaide. Ik zag haar glimlachen terwijl ze me uitzwaaide.
Mama.'Pap heeft gezegd dat ik vanavond op mag blijven.' Met grote ogen kijk ik naar Melos.
'Echt waar? Waarom mogen jij en Loukas steeds opblijven! Ik mag nooit opblijven.' Ik bolde mijn wangen op en liep stevig door. 'Jullie vertellen me morgen wel alles hè?' Fluisterde ik zachtjes erachteraan, het waren altijd hun twee. Ze deden alles eerst, als eerste uit het kamp. Als eerste weg zonder ouders. Als eerste op blijven. Een arm werd om mijn nek geslagen. Mijn gewicht werd naar rechts getrokken. Hippend op een been probeerde ik mijn balans terug te vinden. Tevergeefs, maar in plaats van de grond viel ik tegen iets warms aan.
'We laten je echt niet achter.' Werd er in mijn haar gefluisterd. De greep verdween, ik kon weer recht op staan. Ik balde mijn vuisten en staarde naar mijn voeten. 'Beloofd?' Vroeg ik aan mijn voeten. Zachtjes hoorde ik het lage gegrinnik. Twee handen gleden in de mijne. Ik hief mijn hoofd op. Zachtjes kneep ik in hun handen. Geen woorden die spraken, maar het hart dat ik hoorde. Ik liet me meetrekken, ik bleef expres wat achter ze lopen. Ik wilde naar ze kunnen kijken zoals ik nu kon doen. Opkijkend naar hun lange gelaat, het dansende haar in de wind. Ik voelde mijn borstkas groeien, het vulde zich met hun warmte.
'Waar gaan we heen?' Mijn stem brak de stilte. Het was haast zonde om de stilte te verbreken. Zo mooi, zo vredig. Als iets dat nooit zou ophouden. Het floepte eruit, zomaar. De vraag brandde al een lange tijd op mijn lippen. Loukas lachte geheimzinnig en liet mijn hand los. Beteuterd liet ik ook maar Melos hand los. Hun warmte, de plek leek te schroeien. 'Als we je het wilde vertellen voordat we aankomen hadden we het toch allang verteld?' Het klonk spottend, mijn wangen begonnen te gloeien. Ja het was een domme vraag geweest. Ik peuterde wat stof onder mijn nagels vandaan.
'Loukas ze kan het nu toch wel weten?' Smekend keek ik naar Melos. Gemeen, ik wist dat hij er niet tegen kon. Intensief concentreerde ik me op zijn gezicht. Zijn zwarte haar verborg zijn ogen, maar ik wist dat hij probeerde weg te kijken. Dat deed hij altijd. Ik hoorde Loukas zuchtten. Zijn heb-ik-een-andere-keus? gezucht. Mijn mondhoeken kropen omhoog. Ik stopte toen Loukas stopte met lopen. Ongeduldig balanceerde ik op de bal van me voet en weer terug op mijn hiel. Grijs maar zo licht dat het me deed denken aan spinnenrag. De kleur ving me altijd weer. Gevangen als een vlinder in zijn web. Onleesbaar, een blik met duizend woorden en beelden die alleen hij begreep. Ik voelde een pijnlijke tik tegen mijn voorhoofd.
'Loukas!' Verbaasd wreef ik over mijn voorhoofd. 'Wat? Ze vroeg erom, ze weet best dat je zwak bent tegen haar smeekbede.' Kort knipperde ik met mijn ogen, ik kon volgde het niet meer. Loukas zijn vinger schoot opnieuw tegen mijn voorhoofd. 'Wakker worden, slaapkop.' Ik blies mijn wangen bol en fronste. 'Kom anders komen we er nooit.' Hij draaide zich om en liep vooruit. Melos knikte kort naar me en volgde hem op de voet. Ik zuchtte maar toch bleef er een vage glimlach op mijn gezicht plakken.
De zanderige ondergrond verharde, veranderde in steen. De manier waarop hij klom, het deed me denken aan een jachtluipaard. Soepel en behendig klom Loukas over de uitstekende stenen. Stuntelig als een jong kuiken, of zo voelde ik me vergeleken met hem, glibberde ik over de losse brokstukken. Ik voelde de grond onder mijn voeten glijden. 'Kijk uit.' Twee armen vingen me op, opgelucht grinnikte ik. 'Bedankt Melos.' Ik liet zijn hand niet meer los de komende uren. Bang om weer te vallen, hij te bezorgd dat ik iets zou breken. Mijn tempo remde hem af, ik wist het. Toch was ik blij dat hij bij me bleef. Loukas was al zo ver weg, ik kon hem langzaam kleiner zien worden.
Ik sloot mijn armen dichter om zijn nek. Mijn benen klemden zich vast aan zijn heupen. Beschaamd verstopte ik mijn gezicht in het lange zwarte haar. Ik kon Loukas geschater al horen. Hoe deed Melos dat toch? Was ik niet te zwaar? De jongen liep alsof het niks was over de stenen. Voor zijn tengere lichaam was hij eigenlijk best sterk, bedacht ik me opeens. Loukas zat al te wachten. Op een grote zwarte steen zat hij in een kleermakerszit. Hij lachte niet, hij maakte zelfs geen grapje. Melos liet me zakken maar zei niks. Waren we er? Niet begrijpend keek ik om me heen. Overal waar ik keek was het zwart. Hier was ik nog nooit geweest, ik was überhaupt nooit zo ver weg van huis geweest. 'Waar zijn we?' Vroeg ik me hardop af. Loukas haalde zijn schouders op. 'Deze plek heeft geen naam. Zelfs de ouderen hebben geen idee hoe dit is ontstaan.'
'Wees maar niet bang. Het is geheel veilig, en het is de reis echt waard! Je moet het gewoon zien.' Door het zwarte haar kon ik de sprankelende groene ogen van Melos zien. Ik slikte even maar knikte. Raapte al mijn moed bij elkaar. Zo erg was het toch niet? En als het niet veilig was hadden Melos en Loukas me nooit meegenomen, dat wist ik zeker. 'We rusten hier even uit, we moeten zo ook nog terug voor het donker.' Loukas klopte op de steen en we klommen erop. Het is hier dood, dacht ik. Al starend over het zwarte veld van steen besefte ik dat ik nog geen dier had gezien. Zelfs geen vogels die over mijn hoofden hadden gevlogen.
Dood