Met grote passen hinkte hij over het terrein heen. Vandaag was het, ondanks de strenge koude noorderwinden die bladkaal hen overspoelde, bijzonder mooi weer voor deze tijd van het jaar. De vogels zongen vrolijk vanuit de bomen en hij keek naar hun op toen ze naar de helderblauwe hemel opvlogen. Een zacht windbriesje streelde zijn felrode, langharige vacht. De jacht zal vast goed zijn vandaag, gokte hij tevreden in zichzelf.
Opeens zag hij twee kittens spelen. Zijn gezonde verstand vertelde hem een tel lang dat ze eigenlijk in de nursery zouden moeten zijn, tenzij een van de queens hun mee naar buiten nam. Maar zijn hart ging sneller slaan toen hij de twee zo fijn samen zag spelen. Een luid gesnor rees op in zijn borst toen hij zijn vossenstaart keurig om zijn poten heen krulde en terugdacht aan die zorgeloze tijd van zijn eigen kittenperiode.
Plots zag hij dat één van de kittens zich lelijk had bezeerd door zichzelf aan te knallen tegen een boom. Per ongeluk weliswaar, wat natuurlijk niet benam dat het enorm dom was. Dat kwam door onoplettendheid, besefte hij wijs. Toen hij de kittens wanhopig naar de medicine den zag lopen, kwam hij meteen in actie en liep langzaam naar hen toe. Dit was hopeloos omdat de medicijnkatten momenteel niet aanwezig waren.
"Goedemorgen," begon hij vriendelijk toen hij de twee katjes met een hartelijke glimlach aankeek. "De medicijnkatten zijn niet in het kamp nu. Wat is er gebeurd?"
Hij bekeek even nieuwsgierig de gekwetste neus van de kater. "Kan ik je misschien niet helpen? Ik heb niet zoveel ervaring natuurlijk, maar het ziet er niet zo heel erg uit."