Een jonge poes kwam uit de warriors den.
Ze liep met schichtige pasjes naar de prooihoop en nam een prooi in haar bek.
De geur van waterrat stroomde haar geurklieren binnen.
Met een kleine sprint holde de warrior naar een hoekje in het kamp.
Plots springt ze in de lucht alsof ze een skyclan kat was; haar vacht stond recht overeind.
Wat had ze gehoord, schichtig schiet haar kop heen en weer.
Ze was van niets geschrokken, het was haar verbeelding geweest.
Voorzichtig nam ze een hap van haar prooi.
De heerlijke smaak van waterrat verspreidde zich over haar tong.
Beschermend ging ze voor haar prooi staan alsof iemand hem elk moment kon stelen.
Een beeld van een vos schoot door haar kop.
De vos die de eerste dag van haar leven tot een hel had gemaakt.
Die haar twee andere nestgenootjes en haar moeder had gedood.
Die haar zo bang en schichtig had gemaakt.
Die haar het grote litteken op haar rug gaf.
Een rilling ging door ruggengraad.