Twee weken, sinds twee weken begon haar fantasie echt op hol te slaan. Ze wist niet hoe het kon, maar op de één of andere manier zag ze haar vader. Hij had nooit bewogen, nooit wat gezegd, maar ze had hem wel gezien. Ze wist honderd procent zeker dat hij dood was, wat haar alleen maar ongeruster maakte. Was ze nou langzaam gek aan het worden? Hij kwam ook vaker langs in haar dromen, waar hij ook niets zei. Ze was gewoon blij hem te zien, en samen keken ze naar StarClan, waar ze zachtjes wenste dat hij weer terug zou komen, wetend dat zoiets niet zou gebeuren. Met haar kop omlaag hangend sleurde ze door de bossen, richting de Zonnerotsen. De zon stond redelijk hoog aan de hemel, en vandaag was een goede dag om daar volop van te genieten. Ze wilde de drukte van de Clan even ontsnappen, en het feit dat ze de hallucinatie van haar vader alleen in het kamp zag. Het was zeker weten een hallucinatie, er was geen manier dat hij nog kon leven. Eén keer had ze zelfs een jonge Apprentice 'door' haar vader heen zien dartelen, wat alleen maar betekende dat er echt iets mis was. Ze hield het voor nu maar voor zichzelf, misschien was het wel helemaal niets en ging het binnenkort over.
Een klein glimlachje vormde zich rond haar lippen toen ze haar vuurrode Deputy op één van de rotsen zag liggen. Voor enkele seconden staarde ze naar boven, misschien moest ze hem niet storen, hij zag er eindelijk een beetje relaxed uit. Uiteindelijk sprong ze zelf ook op één van de rotsen naast de rode kater. "Hé, Fireheart," groette ze hem op vriendelijke toon. Haar stem klonk zacht, ze wilde hem niet per ongeluk laten schrikken. Haar felgroene ogen keken rustig in de zijne. Ze kneep haar ogen een eindje dicht om ze tegen de zon te beschermen, en krulde haar pluizige staart tevreden om haar poten heen.