Felle zonnestralen wekte de rode kater uit zijn slaap. Hij deed zijn ogen open en gaapte. Hij keek eens om zich heen en stond op. Daarna rekte hij zich uit. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes in het felle zonlicht. Hij liep het bos in, opzoek naar een ontbijtje. Zo liep hij een eindje, voorzichtig en ervoor zorgend dat prooidieren hem niet zouden opmerken als die er waren. Het was een mooie dag vandaag. Hij hoorde water ruisen en liep op het geluid af. Hij kwam bij een riviertje waar zilveren flitsen doorhhen schoten. Vissen. Hij ging dicht bij de kant zitten en wachte geconcentreerd op een vis, met zijn vlijmscherpe klauw in de aanslag. Er kwam een zilveren flits die hij op een haar na miste. Er kwam er weer en en deze keer ving hij hem. De vis spartelde aan zijn klauwen. Hij beet hem dood en legde hem achter zich neer. Hij concentreerde zich weer op het riviertje met de vissen. Nog een! Vliegensvlug haalde hij uit. Raak! De 2e vis beet hij ook dood. Hij nam bijde vissen in zijn bek en zocht een plekje om zijn prooi eens rusti op te eten. Hij zag een dikke boom staan en klom erin. Hij ging op een stevige tak zitten en begon aan zijn 1e vis. Toen hij ze ophad klom hij eruit en likte even aan zijn lippen. Hij begon maar aan een wandelingetje. Opeens hoorde hij iets. Hij herkende de geur vaag. Aleen wist hij niet meer waarvan... Opeens wist hij het. Chikita! "Kom tevoorschijn!" riep hij.
Sorry, ben slecht in beginnen...