Met kleine passen loopt hij langs een nogal wilde rivier. zijn blauwe ogen keken naar het donker blauwe water, dat wild tegen de kant aan klotste. zijn staart hing hoog in de lucht, en zijn oren stonden omhoog, zodat hij het harde maar mooie geluid van het water kon bewonderen. Bij een klein bruggetje stopte hij met lopen. zijn ogen werden iets groter, waarna hij met zijn poot uithaalde naar de brug. De brug deed niks terug, dus hij grinnikte en stond op. Hij zette zijn linker poot op de brug en daarna zijn rechter poot. Daarna volgden zijn achterpoten en zo liep hij verder. Eenmaal over het bruggetje kwam hij terecht in een dicht bebost woud.Hij keek omhoog, dit was geen groot woud, maar een redelijk klein woud. Dus een goed territorium voor hem. Ook al dacht hij daar nog niet echt over na. Het enige waar hij over na dacht was een huis. Een huis dat hij echt thuis kon noemen. Hij zwiepte met zijn staart en liet een miauw horen. zijn miauw weerkaatste, waardoor hij een miauw terug kreeg. zijn ogen werden groot, en hij miauwde nog een keer. Nogmaals miauwde iets terug. Met grote ogen liep hij snuffelend het woudje in. zijn oren gingen alle kanten op. Misschien dat hier een speelkameraadje voor hem was. Hij miauwde nog een keer en weer hoorde hij een miauw. "Wie is daar?" zei hij met een luide stem. zijn stem weerkaatste ook, waardoor hij iemand hoorde zeggen: 'Wie is daar?' zijn ogen knepen zich tot spleetjes. Deed deze kat hem nou na? Wat een na-aper! "Doe me niet na!" Hij gromde op de katten manier. Er kwam eigenlijk maar een zacht geluidje uit: prrrr. Hij begon te rennen in de richting van het geluid. Tot zijn verbazing kwam hij erachter dat die stem zijn eigen stem was. Meteen rolde hij even met zijn ogen. "Ik ben mijn eigen na-aper!" Hij grinnikte bij het geen wat hij gezegd had. Plots hoorde hij een takje kraken, en het geluid van een vogel. Meteen keek hij op, Een zwarte kraai zat achter hem en keek hem met een scheef kopje aan. Hij draaide zich naar de kraai en ging door zijn voorpoten, zijn achterwerk bleef hoog in de lucht hangen waarna zijn kont heen en weer schuddelde en hij op de kraai af sprong. Hij beet in de veren, en de kraai vloog weg. Een paar zwarte veren zaten in zijn bek, die hij uitspuugde en daar kwaad naar keek. "Stom zwart wezen!" Hij draaide zich om en besloot om weg te gaan van dit kleine woud. Het gaf hem alleen maar ellende. Hij hoefde geen thuis, deze wereld was zijn thuis. En niks anders, er waren geen andere werelden waar hij zich thuis wou gaan maken. Daar had hij geen zin in! Al snel was hij bij de rand van het woud. Moe ging hij liggen, en hijgend sloot hij zijn ogen. Voor een kitten had hij erg veel gelopen, vond hij zelf. Hij legde zijn hoofd op zijn kleine pootjes en slaakte een diepe zucht, waarna hij in slaap viel.
Geschreeuw, dat was alles wat hij hoorde. Hij hoorde iemand zijn naam roepen, en hij hoorde ongeruste geluiden. Waarna pootstappen op hem af rende. zijn vader en moeder kwamen luidruchtig naar hem toe. Hij stond op een betonnen weg, en keek met grote ogen naar de felle lampen die steeds dichter bij kwamen. Een luid geluid werd hoorbaar, het was de toeter van het monster dat de tweebenen in zich hield. Het leek maar niet tot hem door te dringen dat hij aan het eind van zijn leven zou komen als hij nu niet snel weg kwam daar. Plots duwde zijn ouders hem weg. Met een harde knal viel hij tegen het gras. Hij hoorde een schreeuw en een luide knal. Waarna alles donker werd voor zijn ogen.
zijn ogen schoten open, ditkeer keek hij om zich heen. Nee, Hij was niet bij die weg, Niet meer. Hij was heel ver weg van die stomme weg. En hij zou nooit meer terug gaan. Hij stond op en keek naar de lucht. Donkere wolken hadden zich voor de zon geworken. zijn instinct zei hem dat hij snel een schuilplaats moest vinden. Maar waar kon hij die vinden? De grot waar hij was geboren zou hij nooit op tijd terug vinden, het zou dagen duren voordat hij het weer terug had gevonden. En hij had geen idee waar hij andere grotten kon vinden. Dus besloot hij maar om stevig door te lopen. Langzaam aan ging het steeds harder en harder regenen. zijn vacht werd door en door nat. Hij had het koud, wat verlangde hij naar de warme buik van zijn moeder. Ook bromde zijn maagje, dat betekende dat hij honger had.
[open voor iedereen]