Rustig lag de sneeuwitte poes opgekrult in de warriors den, met haar langharige, witte staart over haar neusje geslagen. Een beetje heen en weer wiebelend kreunde ze.
Donkere wolken verspreidde zich snel over het groende woud. Een vage wind gleed langs alle bomen. Zo een wind die je bangmaakt, en waar je zo een raar gevoel krijgt. Alsof iemand je achtervolgd. In haar nest lag ze rond te draaien en te draaien en met een schrik werd ze wakker. Maar, dit was haar nest niet! Ze lag in de nursery! Acht kleine kittens zogen aan haar tepels en voor haar stond een kater met zijn hoofd naar de uitgang. 'Pardon, wie ben jij?' vroeg de spierwitte poes aan de mysterieuze kater. De kater gaf geen antwoord. Nogmaals vroeg ze het. 'Ken ik jou? En wat doe je hier? Nog beter zelfs, wat doe ik hier?' Nog steeds geen antwoord. Todat de kater zijn nek omdraaide en zijn pupilloze, rode ogen haar aanstaarde. 'Ach schat, ken je je eigen partner niet een smeer? Je moet wel flink in de war zijn.' Miauwde hij duister. De poes keek naar de koploze kittens. Ze werd misselijk. 'Partner?' Vroeg ze benauwd. Een duistere rook drong de nursery binnen en haar kits vielen dood neer in de grond. 'De duisternis is nu jou partner! Leer er maar mee leven schat!' Waren zijn laatste woorden voordat zijn kop eraf viel en hij ook naar beneden viel. Zijzelf viel nu ook.Twilightsparkle schrok wakker met tranen in haar ogen. Gelukkig, ze was niet in de nursery. Ze lag gewoon in haar eigen vertrouwde nestje. het was mistig buiten. Ze witte poes stapte naar buiten en trekte zich uit. Haar spierwitte vacht was bijna onzichtbaar in de dichte nevel. Een lange gaap ontsnapte uit haar bekje terwijl ze zich nogmaals uitrekte. "Hallo, Twilightsparkle." Hoorde ze iemand tegen haar zeggen. Haar haren rezen overeind en ze blies even. Oh, het was Suntail maar. "Hallo Suntail, beetje mistig vandaag vind je ook niet? Het word nog moeilijk om zo te jagen." Zei ze vriendelijk terug.
beetje laat