Eten, dat was het enige waar hij nu aan dacht. Warm bloed, geen bessen meer. Maar echt voedsel, wat katten altijd aten. Hij gromde even tegen zichzelf. zijn ouders waren te vroeg gestorven, té vroeg. Hij had nog niet eens geleerd hóe hij moest jagen. Met snelle passen liep hij over de harde stenen grond. Hij bevond zich in een duistere steeg. Bang was hij niet, omdat hij de gevaren van de wereld nog niet in zag. Plots struikelde hij over de poten van een kater die op de grond lag. Met zijn kop viel hij tegen de grond op. De knal weerkaatste door de steeg, waardoor hij het meerdere malen hoorde. Even bleef hij liggen, totdat hij de ijskoude poot van de kater voelde. Meteen keek hij op, De ogen van de kater stonden vreemd open. Precies zoals de ogen van zijn ouders open stonden. Hij trok een wenkbrauw op. Maar dat betekende, dat..dat..dat..deze kater dood was! Meteen sprong hij op. zijn haren gingen overeind staan toen hij een ijskoude windvlaag over hem heen voelde gaan. Even bibberde hij. Hij moest hier snel weg, dat zei zijn instinct tegen hem. Daarom draaide hij zich om en rende hij zo snel als hij kon. zijn ijsblauwe ogen keken vooruit tijdens het rennen. Als hij maar snel uit deze steeg was, dan was hij waarschijnlijk veilig. Althans, Als deze kater gedood was, dan was het waarschijnlijk door een andere kat. Die kon nog in de buurt blijven. Misschien was het slimmer geweest als hij gewoon was blijven staan, en zijn stil had gehouden. Dan was hij misschien wel veilig. Meteen stopte hij met rennen. Hij schudde met zijn hoofd, nee, hij was nu al aan het rennen, dus hij moest doorgaan. Hij begon weer met rennen. En ja hoor, net twee meter voor hem liep een kater. Hij kon net niet stoppen en botste tegen de kater op. Met grote ogen keek hij de kater aan. Was hij de moordenaar van die andere kat? Die nu dood was? zijn ogen gingen naar de poten van de kater. Er zaten resten van bloed op de vacht van de kater, althans, dat was wat hij dacht. Hij kon het ook fout hebben, als kitten zijnde verzin je snel rare dingen.