Raven lag in de schaduw van een boom rustig te snoezen toen ze geritsel achter zich hoorde, ze liet het voor wat het was denkend dat het het groepje kraaien waren, niet veel staartlengtes van haar vandaan, die herrie kwamen schoppen, maar toen ze die aan de andere kant van het geritsel hoorde tilde het witte poesje haar kopje een stukje op om te kijken wie of wat er langs haar glipte.
tot haar verbazing gleed daar een zilvere jonge kater niet ver van waar zij in de schaduw verborgen lag. hij zach er geconsentreerd uit, niet alsof hij naar prooi zocht eerder zoekend, oplettend, nieuwschierig naar zijn omgeving.
Raven grinde ondeugend en draaide op haar zij zodat ze hem wat beter in de gaten kon houden