Listen sloop door het stille woud. Normaal gesproken was de stilte prettig voor haar, maar nu was de stilte vreselijk. Er was iets mis. Listen ging rechtop zitten en gaf zichzelf een paar likken over de vacht van haar borst. Ze moest ophouden met zichzelf bang maken, dat had geen nut. Ze woonde nou eenmaal in een kleine holte tussen de wortels van een boom, in dit verlaten woud. Opeens schoot haar een herinnering te binnen. Haar moeder, met kleine Listen tegen haar buik opgekruld. 'In het bos wonen grote gevaarlijke katten, ga daarom nooit het bos in.' Waarom niet? had Listen gevraagd. Haar vader woonde toch ook in het bos? Bella had over haar kopje gelikt en gezegd dat ze moest gaan slapen. Die avond waren haar dromen gevuld geweest met reusachtige katten zonder gezichten, die met bloed aan hun klauwen rondliepen. Listen schudde haar kopje even. Ze was nu zelf een boskat, ze had niks om bang voor te zijn. Behalve voor dassen, vossen en andere katten. fluisterde het o zo verraderlijke stemmetje binnen in haar. Gelijk betrok haar gezicht. De aanvaring met de das, drie manen geleden, stond haar nog helder voor de geest. Het litteken dat over haar gezicht liep, liet zien dat ze de aanvaring had overleefd, maar niet zonder wonden. Haar rechterachterpoot was uit de kom gerukt door de das en het had lang geduurd voordat die genezen was. Opeens droeg de vertrouwde wind de geur van kat mee. Listen zette haar vacht overeind en keek om zich heen, in de hoop de vreemdeling te zien.