Moonstripe zuchtte, en keek om zich heen. Hij had het gevoel uit de Clan gegroeid te zijn. Zijn momenten met Snowpaw waren hem dierbaar, en hij keek nu al uit naar hun volgende meeting, maar toch. Hij en Brightpaw hadden het misschien bijgelegt, het bleef altijd een gat in zijn hart. Ze waren terug vrienden, en hoewel ze het allebij wensden, het zou nooit zoals vroeger worden. Dat was niet mogelijk. Maar ja, hij kende de andere apprentices niet meer, negeerde ze. Hij had eigenlijk geen vrienden meer, in tegenstelling tot vroeger. Toen kende hij iedereen. De namen vlogen voorbij, maar als hij zich op eentje concentreerde, vervaagde die. Hij zuchtte, en draaide zich om. Een bolletje mos plukte aan zijn vacht, en afwezig gooide hij het op. Zo, als een kitten dat zich niet goed voelt, lag hij daar. En sinds het eerst moest hij denken aan zijn ouders, hoe zouden ze nu neerkijken van de Zilverpels naar hem? Zouden ze hem steunen? Of zouden zich omdraaien omdat hij zijn liefde had verklaard aan een Riverclanpoes? Hij zicht werd plots belemmerd door iemand, en draaide zijn hoofd om te zien wie. 'Hallo?' Zei hij aarzelend. 'Wie ben je?' Vroeg hij met knipperende ogen.
-Apprentice :3-