De jonge apprentice was vrolijk aan het jagen, zijn jaag oefeningen aan het oefenen. Zijn oogjes straalde bij elke stap, de journey was moeilijk geweest voor elke kat en er was veel gebeurt in zijn leven. Het verliezen van zijn sibs, zijn vader die door een moeilijke tijd heen was. Al bleef hij zijn vader helpen, hij wilde namelijk altijd zijn vader bijstaan hoe moeilijk het had want voor zijn ogen had hij niks verkeerds gedaan. Hij schoot in zijn jacht houding en sloop naar voren, hij rook een prooidier in de verte en sloop er op af. Voorzichtig, stapje bij stapje. Nog steeds terug denkend dat hij zijn vader weer moest opzoeken, al had hij de laatste tijd het druk met zijn trainingen en zijn taken in zijn Clan waardoor hij zijn vader weinig zag. Hij kreeg het diertje in zijn zicht, een muisje. Hij wachtte en nam een sprintje en schoot naar voren om het diertje zo spoedig mogelijk te vermoorden, hij gaf het een flinke krap voordat het beestje weg kon rennen. Langzaam pakte hij het beestje op en ging verder op pad, hij moest nog even wat vangen zodat hij zijn vader trots kon maken. Al kwam er een geur in zijn neus, een bekende geur.
Papa? Hij zwiepte met zijn staart vrolijk, nee vast niet. Hij was Elder, hij moest in het camp verblijven, toch? Weer snoof de jonge kater, deze geur was overduidelijk van zijn pa. Hij besloot naar hem toe te gaan en liep zijn richting in, vrolijk. Hij had hem zo gemist, zou het hem zijn? Hij ging er naar toe, hij liep door een paar bossen heen en daar zag hij zijn vader. De witte elder, Blazing begroeten hem met een knikje. "Hey pap!" Miauwde hij iets te enthousiast, zijn ogen straalde van blijdschap. Hij zou bijna krijger worden, bijna. "Hoe is het?" Waren zijn volgende woorden, waarna de grijzige apprentice ging zitten en hem vragend aan keek.