Haar kamp was echt weg. Ze wist het wel, maar ze wilde het controleren. Misschien was hier nog een beetje houvast, maar dat was niet zo. De Rogue One grens was dichtbij, dus ze moest in de buurt zijn. Ze had het hele gebied uitgekamd, tevergeefs. Haar kamp was verslonden door de natuur, weggevaagd. Alles werd weggevaagd. Er bleef niks meer van over. De grimas op haar gezicht stond vol pijn. Zelfs van Rogue One waren de sporen aan het vervagen. Ze waren naar het clangebied gegaan. Sibelius was hier in ieder geval niet. Er was hier niks om voor te blijven. Er was nergens wat om voor te blijven. De wereld was net als een plaat met glas, er was geen grip op te krijgen. Alles wat ooit op de plaat stond, ooit belangrijk was, werd in een klap weggevaagd. Een vloedgolf van problemen had haar wereld getroffen. Samen met het overvloedige water hadden ze overal een einde aangemaakt. Ze hadden alles meegenomen, alles. Alles behalve de pijn die overbleef in haar hart. Ze was helemaal niet nodig op de glasplaat. Ze beet hard op haar lip. Een klein druppeltje bloedje biggelde over haar kin. Is dat het enige wat er nog van me over is? Een leeg hulsel, gevuld met bloed, botten en spieren? Wanneer heb ik ook mezelf verlaten? Was het toen ze haar oude groep verlaten had? Was het toen ze werd afgewezen door Rogue One? Toen haar kamp verwoest werd? Toen Zuko haar achterliet en omwisselde voor die ander kat? Ze wist het niet meer. Ze wist het niet. Ze had zichzelf nooit gemist, omdat ze er altijd was. Maar nu was ze er niet meer. Niet echt. Ze richtte haar ogen op de hemel, waar de eerste sterren al verschenen. Waarom was het zo helder? Treurde zelfs de lucht niet met haar mee? Ze wilde dat het regende, stormde. Ze wilde dat de storm niet alleen in haar hard woelde.