Een Apprentice had zich opgerold in een bolletje. Hij was nog aan het uitrusten, hij had de hele voormiddag en middag zitten jagen, daarna had hij iets gegeten en dan was hij even gaan slapen. Maar na een uurtje slapen werd hij weer wakker. Hij hief zijn hoofd op en keek rond zich heen. Hij lag alleen en eenzaam in zijn nest, de andere waren waarschijnlijk gaan jagen of met hun mentors mee. Sommige Apprentices mochten mee met de patrouilles, maar dat mocht hij niet. Hij zuchte geërgerd toenhij daaraan dacht. Hij wou een mentor! Hij wou leren ! Hij wou ook kunnen vechten en jagen. Hij wou zijn snelheid nuttig maken. Speedpaw was een snelle kat, en weinig Apprentices konden hem bij houden…Laat staan dat er een Apprentice hem kon voorbij steken. Maar daar stoefte Speedpaw niet over, hij wou die goede eigenschap houden voor als hij krijger werd. Tenminste als hij dat ooit ging worden. Hij stond op en likte snel over zijn borst. Likte zijn poten zodat hij zijn hoofd even kon wassen. Daarna maakte hij de rest wat proper. Toen hij proper was ging hij uit de den en ging voor de ingang weer zitten. “Hey Speedpaw ga jij Leopardstrike even een prooi brengen. Dat zal hij nodig hebben.” Speedpaw knikte en trippelde naar de verse hoop en koos een dik konijn uit voor Leopard uit. Hij legde de konijn neer en miauwde naar Leopardstrike. Leopardstrike miauwde vriendelijk terug en bedankte Speedpaw voor het hapje. Speedpaw miauwde ter begroeting en liep de open plek weer over. Opeens hoorde hij gemiauw wat naar hem was bedoelt. Speedpaw stopte en keek achter zich. Zoekend naar de kat die gemiauwd had…
(liefst 2 katten)