9
| |
| Onderwerp: (Warrior cats verhaal) Threat to peace za 20 aug 2011 - 13:19 | |
| Hi, dit is een oud verhaal van mij en ik heb er weer eens aan verder gewerkt. Ik ben nu nog bezig met de clans, hoewel ik er nog maar eentje moet afmaken. Achterkaft: - Spoiler:
Vrede heerst tussen de vier clans. Zelfs de Donkerclan is rustige dan normaal. Maar er komt een nieuwe bedreiging. Een onverschrokken eenling is boos op de clans. Hij maakt vreselijke plannen om samen met zijn groep de clans te verjagen.
Vrede wordt verbroken, voedsel wordt gestolen en de clans geven elkaar de schuld. En de Donkerclan wilt weer oorlog, maar is het eenlingenprobleem echt hun schuld? Proloog- Spoiler:
Bladkaal was voorbij, de laatste restjes sneeuw smolten in de warmte van de zon, die zich weer liet zien. En niet meer achter de wolken verstopt was. Het ijs was gesmolten, de beek stroomde weer. De houten vervallen watermolen, die er in stond, draaide rustig rond. Een vogel vloog fluitend over, terwijl er een eekhoorn zijn hol uitkwam. De bladeren ruiste zachtjes in de wind, die speelde met de bomen. De bomen hadden knoppen, en sommige hadden hun bladeren al terug. Bladkaal was voorbij, dat was te merken. Opeens was er een gedaante te zien in de struiken, een lopende gedaante. Hij was op zijn hoede, de gedaante bleek een kat te zijn. Lichtgele ogen vlamde op, toen hij uit de struik sprong. Hij was sneeuwwit, maar zijn poten en staart waren zwart. Hij keek op zijn hoede rond, zijn staart zwiepte even. Terwijl er een pretfonkeling in zijn ogen was te lezen, ‘’Mooi’’, grinnikte hij. Zijn stem klonk gevaarlijk, zijn nagels waren uit. Hij was groot, niet iets wat je graag tegen kwam. ‘’Alleen, fijn. Geen gezeur.’’ Vervolgde hij. Terwijl hij ging zitten. Een blik wierp hij naar de eekhoorn, die van boom naar boom sprong, en af en toe wipte op een takje. Zou hij gaan jagen? De kater had wel honger, maar om stom achter zo eekhoorn te rennen? Bovendien had hij liever iets groter, een konijn bijvoorbeeld. Maar die waren hier niet, en hij mocht nu echt niet gaan. Hij had een afspraak. Zijn ogen keken dan ook afwachtend rond. Een tikkeltje ongeduld was te lezen, hij onderdrukte een gaap. En keek blij op, toen er een stem klonk. ‘’Goedendag Varum, heb ik je te lang laten wachten,’’ klonk er een stem van een poes. Ondanks de aardigheid in de stem, was het niet graag een poes die je graag tegen kwam. Varum draaide zich om, en keek tegen een grijze poes,met amberkleurige ogen. Die hem vriendelijk aankeken. Ze was kleiner dan Varum, maar ze was geen kleintje. ‘’Ach, een beetje’’ antwoordde Varum maar. En gaf de poes een kopje, een likje ontving hij. Maar daarna ging de poes zitten, ‘’Ik wil het over de Clankatten hebben. Je weet waar over.’’ Zei ze. Terwijl het puntje van haar staart even heen en weer zwiepte, ‘’Ja, ja Ranza. Dat weet ik’’ even nam Varum een pauze, terwijl hij naar de goede woorden zocht. ‘’Ze denken dat ze de baas zijn. Zij nemen alle beste jachtgronden in. Met sprake van de Donkerclan‘’Die naam spuugde hij uit, alsof het iets heel smerig was. Ranza knikte, ‘’Jep, en dat moet afgelopen zijn, wij zullen ze mornes leren’’ siste ze. Haar vacht had ze opgezet, en haar ogen fonkelde woedend, ze spuugde vuur. Niet echt hoor, bij wijze van spreken. Varum bleef echter rustig. Hij was dan wel niet het soort kat wat je graag tegen kwam, hij kon best rustig blijven. ‘’We gaan inderdaad die Clankatten mornes leren,’’ zei hij. Terwijl zijn ogen boosaardig keken.
De clans: - Spoiler:
De Clans:
Heideclan:
Leider: Hooister: Lichtbruinachtige wijze kater
Commandant: Maanhart: Lichtgrijze vriendelijke kater.
Medicijn kat: Ratenpels: Donkergrijze kater.
Krijgers:
Zonhart: Een witrode kater.
Houtvacht: Bruine cyperse poes.
Windstroom: Grijs\zwart kleurige kater.
Pieksnuit: Een Amberkleurige poes, met een opvallende Spitse poten en neus.
Merelpels: Zwarte kater.
Stiloor: Witte poes, jammer genoeg stokdoof.
Leerlingen:
Grijspoot : Grijze kater. Leunt een beetje naar de slechte kant.
Steenpoot: Lapjespoes.
Regenpoot: Langharige grijs\zwarte poes.
Cirkelpoot: Cyperse poes.
Oudsten: Geenoog: blinde roodwitte poes, oudste van de clan.
Nachtvacht: Zwarte kater, die vroeger een prachtige vacht had.
Maanpels: Prachtige lichtgijze poes. Nog steeds kwiek voor haar leeftijd.
Moederkatten:
Matervacht: Bruin met witte poes.
Kasteelclan.
Leider: Tijgerster: Gestreepte kater.
Commandant: Vlekkenvacht. Wit zwarte kater.
Medicijne kat: Eenoor: Cyperse poes. Die een oor verloren heeft.
Krijgers:
Slangenlijf: Mooie wit grijze kater.
Winterstorm: Witte poes.
Zomerbries: Zwarte poes met wit kolletje.
Waterstreep: Zwarte poes, met opmerkelijke grijze strepen.
Zonhart: Lichtkleurige poes. Leerlingen:
Hooipoot: Bruine Cyperse poes.
Bloempoot: Mooie lapjespoes.
Springpoot: Bruin grijze poes.
Sluippoot: Witte kater.
Kraaienpoot: Zwarte kater.
Elders: Donderhart: Zwarte kat,
Moederkatten: Vaagpels: mooie poes, met een vage kleur.
Steenstaart: Zwart wit, met een grijze staart.
Bergclan:
Leider: Thunderstar: Zwart grijze tabby poes. Commedant: Dasklauw: Zwart witte kater, met bijzondere gevaarlijke klauwen.
Medicijne kat: Zwartsnuit: Siameze kater. Warriors: Vuurstaart: Langharige rode kater.
Steenstroom: Grijze poes.
Koevacht: Zwart gevlekte kater.
Zilverblad: Lichtgrijze poes.
Luchthart: Prachtige witte langharige poes.
Bliksemstroom: Lichte Tabbykater.
Leerlingen: Roodpoot: Rode kater..
Maanpoot: Grijze tabby poes.
Rotspoot: Lapjespoes.
Tijgerpoot: Bruine tabby kater.
Moederkatten: Zandpels: Zandkleurige poes. Ijsstorm : Wit met wat grijze poes. Bloedoog: Zwarte poes met opvallende rode ogen.
Oudste: Driebeen: Vlekjespoes met maar drie poten. Krasoor: Oude witte kater.
Donkerclan:
Leider: Sintelster: Grijze kater. Commadant: Ijswolk: Witte poes.
Medicijne kat : Panterklauw: Kater met een panterpatroon.
Warriors: Donkerstroom: Zwarte kater. Braamvel: Bruine tabby poes. Vonkelstaart: Rood wit gevlekte kater. Kleinvoet: Kleine grijze cyperse poes. Tijgertand: bruin gestreepte kater met opvallende sterke tanden. Maanvlam: lichtgrijze poes.
Leerlingen: Vlampoot : Witte kater, waarvan de staart en poten rood zijn. Webpoot: Grijze cyperse poes. Stormpoot: langharige grijs/wit/zwarte kater.
Moederkatten: Slangenziel: een parmantige vlekjespoes.
Het verhaal. - Spoiler:
Hoofdstuk 1
Een zacht lentebriesje stroomde langs de hoge koren heen, die danste in de wind. In de verte liep er een kat, zijn neus was trots naar voren gestoken. En je zag zo dat hij heel hoog was, iets wat ook zo was. Hij had de allerhoogste rang die je maar kon krijgen bij een clan. Hij was de leider, en daar genoot hij met volle teugen van. Natuurlijk maakte hij er geen misgebruik van, zo was hij niet. Maar er waren katten, die dat deden, en dat hadden ze ook niet in gaten vaak. Maar Hooister was anders, hij deed juist zijn best om zo veel mogelijk met zijn clanleden mee te gaan. Denken hoe het was, toen hij zelf nog een gewone clanlid was. Hij werd bijna gek, toen Vosster hem als nieuwe Commandant benoemde. Al zat er ook een trieste kant aan, de andere was overleden, groenhoest. Maar het was al 2 jaren geleden, toen dat gebeurde. Nu was hij de leider. 5 jaar, en zin in het leven. Achter hem hoorde hij het beekje zachtjes stromen, de watermolen bewoog dit keer niet mee. Als hij zijn kop rekte, zag hij het kasteel, wat bij de Kasteelclan hoorde. Dat was de enige clan, waarmee hij zijn terrtorium wou delen. Het waren vriendelijke katten, jammer genoeg zwak. Maar hun geheugen…. Hij wou dat hij zelf ook zo geheugen had. Zij werden er op getraind. Nodig, in zo kasteel. En dat doolhof erbij. Zijn clan had het lekker gemakkelijk, je kon hooguit in het bramengebied verdwalen. Maar zelf dat gebeurde bijna nooit. Eigenlijk nooit. Hooistar besloot om terug te gaan naar het kamp, en draaide zich om. Op een dribbelpasje ging hij terug, dwars door de koren heen. Af en toe kwam hij op stukjes gewoon gras, en kon hij vaart maken. Uiteindelijk, na wat gespring en geren. Kwam hij bij een grote holle wilg. Waar hij mauwend op af ging. Voor de wilg zaten wat Krijgers, gezellig met elkaar te kletsen. Hooister liep op ze af, en groette ze. ‘’Hoi jongens’’ De katten keken opzij, en groette terug. Het waren Houtvacht, Merelpels en Windstroom. ‘’Kunnen jullie even ons stuk bij de beek bekennen? En neem wat te eten mee.’’ Beviel hij hen. De drie katten knikte van ja, en stonden toen op. Om naar het beekje te lopen. Hooister keek ze glimlachend achterna, en besloot toen om een dutje te gaan doen. Wie weet had de Sterrenclan nog wat te melden. Hooister ging de holle wilg in, en klom recht naar boven, iets wat hij nog steeds lastig vond. Uiteindelijk was hij bij zijn slaapplaats. Waar hij zich opkrulde, en ging slapen.
Intussen waren Houtvacht, Merelpels en Windstroom op weg naar het beekje. ‘’Baas heeft gelijk. Die Eenlingen komen steeds vaker op ons territorium.’’ Zei Houtvacht, terwijl ze voor de andere twee in een paadje ging. Het gras en koren prikte haar een beetje, maar ze had er geen last van, daar wende je aan. Achter hem knikte Windstroom, ‘’Jep’’ Merelpels keek om zich heen, lettend op prooi. Zoals een veldmuisje of zo. Boven hun vloog er een valk. Dat waren lastige concurrenten bij de jacht, daarom kwam het vaak voor dat de prooistapel vaak maar paar muisjes bevat. Maar alles was beter dan niks, en je kon ook prima op de valken jagen. Hun vlees was prima, jammer genoeg waren ze snel. Merelpels liet een uitgestrekte gaap horen, en ging de andere twee maar achterna. Hopelijk waren ze er bijna, Merelpels hielt niet zo van wandelen. Ze waren er al, het stroomde beekje glom in de helderde middagzon. In de verte was de watermolen. Houtvacht ging er naar toe, en rook even. De Markering was inderdaad zwak. Ze hadden een klein stukje bij het beekje, als drinkplaats. Maar jammer genoeg kwamen er wel eens Eenlingen. Varum was zo de ergste. Houtvacht rilde bij die naam. Vreselijk die kat. Opeens ontdekte ze, dat ze stil stond. Achter haar stonden Merelpels en Windstroom stil. ‘’Hé. Gebeurt er nog wat?’’ klonk de stem van Windstroom. ‘’Ja’’ Houtvacht liep door, en bracht toen zijn geur overal aan. Windstroom en Merelpels volgde zijn voorbeeld. Ze waren nog maar net bezig, toen er gekraak klonk. Windstroom schrok op en keek om zich heen, het geluid was niet gemaakt door de andere. De andere keken ook op en samen keken ze zoekend om zich heen. Spieren waren aangespannen. Maar het was stil, opeens was het heel stil. Merelpels ontspande zich en keek nog keer om zich heen, maar het bleef stil. ‘’Ach, gewoon de wind’’ zei Houtvacht rustig, maar toch vertrouwde ze het niet. ‘’We kunnen beter vlak bij elkaar blijven’’ zei Merelpels, nog steeds op zijn hoede. ‘’Laten we nog maar wat jagen’’ vervolgde hij, wat de rest een goed idee vond. Windstroom, de grootse van het groepje, ging weer voorop. ‘’Laten we naar de heide gaan’’ zei hij tegen de anderen. Hun clangebied had twee soort van gebieden, het korengebied en het heidegebied. Omdat het heidegebied het groots was, heette hun clan de Heideclan. Hoewel het kamp in het korengebied lag. Windstroom liep rustig en hield alles goed in de gaten. Hij was niet de enige, ook Merelpels en Houtvacht waren erg op hun hoede. Ze vertrouwde het nog steeds niet. Toen ze op de heide kwamen, werden ze wat rustiger. Er was niks meer gebeurt, ze werden duidelijk niet achtervolgt. Houtvacht voelde de wind nu beter, nu ze op een open gebied waren. Het was een fijne wind, niet al te hard en niet de zacht. Dit zal nog wel een goede jacht kunnen worden, als er prooi was. Bladkaal was twee maanden geleden afgelopen en dus kwam de prooi weer te voorschijn, dus er zal wel prooi zijn. ‘’Oké, we gaan gewoon in ons eentje jagen en gaan dan weer samen terug naar het kamp’’ zei ze tegen iedereen en ze begonnen.
In het kamp van de clan was net een leerling wakker geworden, de langharige poes liet alles door haar heen dringen en dacht diep na. Waar was ze? Dit was niet de nursey. Opeens wist ze het! Ze was in de leerlingden en was nu een leerling. Oh nee! Ze had zich verslapen! Ze vloog overeind en rende met volle vaart naar. Oh, wat dacht Windstroom nu wel niet van haar? Regenpoot, want zo heette ze, rende naar de Warrior den. Maar daar was Windstroom niet, alleen Stiloor was er. De witte poes keek op, toen Regenpoot de den instapte. Ze draaide zich om en keek vragend naar de jonge leerling. ‘’Zoek je Windstroom?’’ vroeg ze aan Regenpoot. Ja, Stiloor was misschien doof, ze kon prima liplezen en als je dingen aanwees en zo, dan kon ze er vaak iets van maken. Stiloor was niet haar hele leven doof geweest. Toen ze een leerling was, kreeg ze een ongeluk. Tja, als dat niet was gebeurt, dan heette ze nu iets met sneeuw. Regenpoot knikte en keek Stiloor vragend aan. ‘’Het spijt me, maar hij net weg’’ zei ze als antwoord. Oh nee! Dat krijg je, als je zo slaapkop bent. Dacht Regenpoot bij zich zelf. ‘’Oké’’ zei ze maar en verdween weer naar buiten. Hé, bah! Ze had net zo zin om te gaan trainen en nu was haar mentor weg. Ze zuchtte eens diep en ging naar de uitgang van het kamp, waar ze besloot om op Windstroom te wachten. Hooister, die net weer wakker was, zag de leerling voorbij komen. Hij stond op en ging naar beneden toe. En liep naar Regenpoot toe, ‘’Hé, ik heb Windstroom weg gestuurt, dus je hoeft niet bang te zijn, dat hij boos op je is.’’ Zei hij rustig tegen Regenpoot. Regenpoot schrok op en draaide zich om. Praatte Hooister tegen haar? De leider van de clan praatte tegen haar? Een doodgewone leerling. ‘’Ik… Oké’’ bracht ze verbaasd uit en Hooister glimlachte, ‘’Ik ben toch ook maar een kat?’’ zei hij, alsof hij gedachten,s kon lezen, zijn groene ogen keken naar Regenpoot en de glimlach werd groter. ‘’Ja, denk ik?’’ zei Regenpoot daarop, maar ze vond het duidelijk vreemd. ‘’Hé, je mag je mentor wel opzoeken. Ik heb ze naar de beek gestuurd, ga daar naar toe en ik weet zeker dat je ze zal vinden’’ stelde Hooister opeens voor, hij wou ook wel dat de leerlingen werden getraind en Regenpoot had er duidelijk zin in. Regenpoot,s ogen werden groot, ‘’Dus ik mag buiten het kamp zijn? Nu al?’’ vroeg ze met een verbijsterd gezicht aan Hooister. ‘’Maar natuurlijk, ga maar’’ zei Hooister terug. Regenpoot keek met stralende ogen naar hem, ‘’Bedankt meneer!’’ riep ze gewoon en rende het kamp uit, naar de beek. Jes, ze mocht Windstroom opzoeken. Hopelijk had hij er zin in, zij in elk geval wel. Ze rende door de koren heen, op weg naar hun beek. Ze rende maar door en hield geen enkele pauze. Pas toen ze bij de beek was, stopte ze. ‘’Rustig Regenpoot, niet zo druk doen’’ zei ze tegen zich zelf en ze besloot om te stoppen met rennen. Oké, waar was Windstroom nu? Het water van de beek stroomde rustig voorbij en de wind blies door haar vacht. Regenpoot keek naar de overkant, wat zij nu zag, was niemandsland. Ze wist dat prima, bij de watermolen is niemandsland. Naast haar in het water, was de watermolen. Een houten vervallen ding, dat alleen draaide bij hoogwater en nu stond het water laag. Maar als je de beek verder afging, was er iets anders aan de overkant. Het territorium van de Donkerclan. Regenpoot rilde even bij die naam, de Donkerclan was niet bepaald vriendelijk. Maar nu even iets anders, waar was Windstroom nu? Hier was hij niet meer. Ze snoof de geuren op en hoopte wat te vinden. Ja, ze waren hier geweest, net nog. De geuren van drie katten kwamen haar neusgaten in en die van Windstroom zat erbij. Ze volgde de geur spoor en was trots op zich zelf, ze had de geur van haar mentor gevonden. Ze was bijna voorbij het koren, toen er een nieuwe geur bij kwam. Een onbekende geur, die er nu was. De eigenaar van die geur, die was er nu. Regenpoot slikte en keek opzij. Daar stond in de donkere schaduw van een grote boom de engste kat, de engste die zij ooit had gezien. Ze kon zijn lijf zien, omdat die sneeuwwit was, maar de poten waren duidelijk zwart. Het was net of de kat een masker op had. Regenpoot slikte moeizaam, wat moest ze doen? Ze bleef stokstijf staan en kon zich niet meer bewegen. Opeens kwam de kat in bewegening, hij stapte uit de schaduw en keek haar grijzend aan.
Hoofdstuk twee:
Met een goed gevoel was hij weer op pad gegaan, net had hij eens fijn met Ranza kunnen spreken. Ze hadden weer eens een grondig gesprek over de clans kunnen voeren. De clans die hem op de zenuwen werken. Met rustige passen liep hij langs het beekje, zijn lichtgele ogen keken af en toe opzij. Nu was hij bij het territorium van de Heideclan, de vervallen watermolen bewoog wat in de wind en het geluid van stromend water dat over de stenen ging. Opeens zag hij dat de koren wild bewogen, er kwam een kat deze kant op! Hij bleef waar hij stond, onder de schaduw van een grote boom. De kat kwam niet zo ver van hem uit de koren, het was nog een jonge. Zo,n leerling. Varum, zo heette de eenling, bleef staan onder de boom. De leerling snoof de geuren op en had toen wat ze zocht. Ze ging op de geuren af en kwam naar hem toe. Opeens merkte Varum dat de leerling weer een nieuwe geur erbij kreeg, zijn geur. De leerling bleef stil staan en keek opzij, nu zag ze hem. Varum grijnsde, dit kon leuk worden. Hij stapte uit zijn schuilplaats en hield zijn grijns aan, maar het was een gemene grijns. Regenpoot deinsde geschrokken naar achter, terwijl Varum op haar af kwam. “Hallo mooie dame, wat doe jij hier zo alleen?’’ vroeg Varum met zijn zoetste stem ooit, zo zoet was hij niet eens tegen Ranza geweest, hoewel die hem dan niet meer wou. Varum deed zijn nagels uit en sprong opeens over de beek. Regenpoot deinsde nog meer naar achteren, “Je… Je, M..Mag hier niet kom..komen’’ zei ze bevend en stotterend van angst. De eenling kwam nog meer op haar af, in zijn lichtgele ogen was de zin naar bloed te zien. Zijn witte scherpe tanden blonken in het duister en zijn uitgezette nagels glommen in het licht van de warme zon. Regenpoot slikte en bleef staan, in haar kop waren haar hersens en gedachten,s druk bezig. “Nee!” Riep ze opeens, ze schrok er zelfvan. Varum stond stil, hij staakte zijn geloop en keek verbaasd naar de leerling. “Wat bedoel je?’’ zei hij, nu echter verbaasd. “Ik ben niet bang!’’ zei Regenpoot zo dapper mogelijk, maar ze beefde nog steeds van angst. “Oh nee? Weet je wie ik ben?’’ zei Varum weer met zijn gemene stem, hij gaf het antwoord echter zelf, “Varum, ik ben Varum.’’ Siste hij. Regenpoot verstarde, “Ben jij die gemene Eenling?’’ vroeg ze. Varum zuchtte, hoe lang ging dit nog duren? Hij wou doden, bloed proeven. “Ja dat ben ik en het is voor jou een hele eer om door mij worden gedood’’ Regenpoot slikte, “Gaat u mij doden’’ Vroeg ze. Varum wou antwoorden, maar dat ging niet door. Een kat sprong te voorschijn en lande op zijn rug, even was Varum verbaasd door deze plotselinge aanval. Maar hij verstelde zich vlug en draaide zijn kop om. Een woedende kat keek hem aan, “Blijf van haar af’’’siste de kat, “Windstroom!’’ riep Regenpoot gelukkig, nu kwam alles goed! Maar daar voor was het te vroeg! Varum draaide zich opeens om, zodat Windstroom van hem af viel en richtte zich op. “Prima, jij dus!’’ zei hij geheimzinnig en stortte zich op de Krijger. Hij zette zijn tanden in zijn nekvel en stak zijn nagels in zijn huid. Windstroom bleef even zo liggen, zo op zijn rug, maar hij gaf zich niet over. Hij duwde de Eenling van zich af en stortte zich nu op hem. Het was een heftig gevecht en Regenpoot keek angstig toe, kon ze dan niks doen? Bloed kleurde de grond rood, gekrijs van pijn en woede. Opeens stortte er een bruine cyperse poes zich in de strijd, ze drukte Varum op de grond en stond pardoes weer op. Windstroom stond ook op en ging naast haar staan, bloed liep over zijn borst en poten en hij had duidelijk pijn, maar dat liet hij niet merken. Uit de koren stapte de derde en daarmee laatste kat, de kleine Merelpels ging naast de andere twee staan. Varum keek van de een naar de andere, ook hij bloedde, “Nu winnen jullie’’ gromde hij en sprong weer over de beek, om daarna in het bos te verdwijnen. Windstroom keek naar Regenpoot, “Regenpoot, de volgende keer vlucht je. Dat was het best geweest, je had terug naar het kamp gemoeten, daar durft hij niet te komen’’ Regenpoot slikte, “Ik dacht dat vluchten laf was’’ zei ze met een vragende toon, “Soms moet je wel vluchten’’ zei Merelpels, zijn zwarte pels glom in het zonlicht en hij keek naar de plaats waar Varum was verdwenen, “Hij voert iets in zijn schild, ik voel het gewoon’’ zei hij met een nadenkende blik, “Jij voelt zo vaak wat’’ zei Houtvacht wat geïrriteerd, Merelpels kon best leuk zijn, maar soms. “Nee Houtvacht, hij heeft gelijk, hier klopt iets niet’’ “Ja, er klopt zo veel niet met die gek’’ was het antwoord. Regenpoot keek van de een naar de andere, gingen ze nu ruzie maken? “Kom, dan gaan we terug naar het kamp, die wonden moeten verzorgt worden’’ zei Houtvacht toen maar en de vier draaide zich om, op weg naar het kamp. Regenpoot dacht na, was weg vluchten soms echt het beste? Had haar mentor gelijk? Of niet? Ze wist het niet, alleen dat ze aan de dood was ontsnapt. Toen ze in het kamp waren gekomen, snelde Hooister echter naar hun toe. “Wat is er gebeurt?’’ vroeg hij aan de katten, “Varum’’ Antwoordde Windstroom terwijl hij even kreunde van pijn. Hooister ogen werden even groot, maar hij vermande zich weer, “Ga naar Ratenpels en laat je wonden daar verzorgen’’ zei hij tegen Windstroom. “En jullie’’’hij richtte zich op Merelpels en Houtvacht, “Ga trainen met jullie leerlingen en neem Regenpoot mee. Maar ga niet meer naar de beek toe’’ beval hij hun. Houtvacht knikte, “Doen we’’ zij en Merelpels gingen naar de leerlingen den. “Grijspoot!’’ riep Merelpels en een grijze kater rende naar buiten, Houtvacht roepte Cirkelpoot en ook zij kwam naar buiten.
Ik zoek nog wat katten voor de clans, dus meld je maar aan. ps, graag ook wat oudsten voor de Donkerclan. Tips en commentaar is welkom. Als er iemand is, die een kaft wilt maken, graag.
Laatst aangepast door Redstripe op zo 21 aug 2011 - 17:11; in totaal 3 keer bewerkt |
|