Ze had de geur geroken van veraf. De stank had in haar neus gebrand en ervoor gezorgd dat ze haar ogen had vernauwd. Bloodclan in het Thunderclan gebied. Maar Mossystep was er niet onbezonnen op afgerend. Als een prooidier had ze de witte kater benaderend. Sluipend, de vallende bladeren als haar dekmantel gebruikend. Met vernauwde ogen had ze zich dichterbij gewend, tot haar prooi eenmaal een teken gaf van onrust. Met een grauw sprong ze uit de struiken, klauwen uitgestrekt naar de kater. Met een beetje geluk zou het haar gelukt zijn hem tegen de grond te drukken. Hier ging ze in ieder geval wel voor. "Jij durft, bloodclan addergebroed," siste ze. Het liefst zou ze nu de keel van de kater al open scheuren.