Haar pootjes maakten nauwelijks geluid toen ze het hoge gras indeukten. Het kamp was haar te druk, teveel katten. Dus, toen de slaap haar bleef ontlopen, had ze besloten om een wandeling te maken. Ze richtte haar blik omhoog, ze hoefde niet eenzaam te zijn. De sterren vergezelden haar. Het hoge gras gleed langs haar dikke pels terwijl ze doorliep, haar blauwe blik zacht en tevreden, dromerig. Ze hoefde zich nergens druk over te maken terwijl de kou licht in haar neus beet. Ook de kou maakte haar niks uit, het hield alles echt. Het hield haar met beide poten op de grond en herinnerde haar dat ze niet echt aan het dromen was.
.Open.