Het was nacht. De maan scheen op het water dat zachtjes rimpelde door de wind. De blaadjes van de bomen ritselde zacht in de wind. Aan de oever van het meer zat een kitten. Ze keek uit over het water. Het leek zo kwetsbaar in de nacht. Maar toch zo sterk.
De kitten keek naar haar spiegelbeeld in het water. In gedachten zag ze een jonge, stevige poes met heldere hazel kleurige ogen. Hoe zou het zijn als Warrior? Ze droomde al vanaf het begin dat ze geboren was aan warrior zijn. Eerst maar een apprentice. Dacht ze. Dat leek haar ook leuk.
Opeens hoorde ze geritsel in de bosjes achter haar. De kleine kitten draaide zich om, om te kijken. Ze zag niemand. Ze luisterde goed. Niets. Toch wist de tabby dat er iets of iemand was. Ze draaide zich volledig om en liep langzaam naar de bosjes, oortjes gespitst. Toen hoorde ze iemand iets zeggen. Eerst zachtjes maar dan steeds harder. Ze werd heen en weer geschud. Ze kon het niet stoppen. Ze viel op de grond.
De kitten schrok wakker. Ze lag in het nest, naast haar moeder. De kleine tabby glimlachte naar haar moeder. Het was maar een droom. Dacht ze. 'Wanneer word ik warrior?' Vraagt de kitten aan haar moeder.