Weer voor de zoveelste keer hadden zijn baasjes perongeluk de deur open laten staan. Weer was hij ontsnapt. Hij hield van het buiten leven, en zijn baasjes wisten dat ook. Hij hoefde hun maar even met lieve ogen aan te keken en dan werd hij buiten gezet. Met zijn neus naar voren liep hij door het bos. Verdwaald? Nee, dat was hij niet. Hij wist precies waar hij was. Hier kwam hij wel vaker. Hij snoof de zoete lucht van de natuur in en sloot zijn ogen. Nature, dat was zijn naam. Nature betekent natuur, hij is een met de natuur om hem heen. Hij stapte naar een oud hutje, Dit hutje had hij nog nooit gezien. Kalm liep hij het hutje in, Maar er was een andere poes, een witte poes met goudachtige ogen. Hij ging voor de ingang zitten en keek de poes aan. "Hallo" Sprak hij vriendelijk uit, maar toch op een vastberaden manier. Als die poes hem aan zou vallen zou hij terug vechten. Hij heeft wel vaker gehoord dat katten tegen hem 'Poesiepoes' zeiden. Maar dat deed hem nooit echt pijn. Hij wist dat hij dat was, Maar een mietje? Nee, dat was hij niet. Hij was veel dapperder dan dat. Hij had wel vaker gevochten, en had daar ook ervaring mee. De poes rook naar een bepaalde clan, maar toch ook weer niet. Hij trok even een wenkbrauw op. Hoe zat het leven van een wilde kat nou eigenlijk in elkaar? Vreemd. Heel vreemd. Hij wist niks over de clans en de andere katten hier. Hij wist wel dat hier katten waren, en hij wist wat de Thunderclan was. Maar meer wist hij echt niet. Hij stond op en liep naar een versleten bank, daar sprong hij op. Het rook hier muf, Deze hut is van mensen geweest, dat wist hij zeker. Hij snoof even en sloot zijn ogen. De geur van mensen was oud, dus geen gevaar. Hij sprong weer van de bank af en liep richting de poes, die daar nog steeds stond. Een eindje van de poes af ging hij zitten.