Het gedender van monster werd alsmaar luider toen Viperstrike dichterbij het Thunderpath kwam, hij had het moerassige gebied van zijn clan achter zich gelaten en bevond zich nu bij de grens van de Twogelplace. Zijn donker gestreepte vacht was bijna niet te zien in de ondergaande zon, en de schaduwen van de nacht. Alleen zijn goudkleurige ogen te zien in de duisternis, de enorme kater bleef roerloos staan en hield zijn blik strak op het Thunderpath. Toen er een monster langs denderde sprintte hij snel naar de overkant. Eenmaal veilig aangekomen verlaagde hij zijn tempo, en wierp nog een laatste blik over zijn brede schouders. De geur van Twolegs werd alsmaar sterker toen hij dieper het gebied in trippelde, en de donkere wolken kropen dichterbij. Zijn puntige oren waren gespitst en zijn neus vlak bij de grond om de geuren goed te kunnen onderscheiden, niemand mocht weten dat hij hier was en gelukkig stond de wind in zijn voordeel. geen enkele clangenoot kon hem kunnen ruiken, of gezien hebben. Met grote passen liep hij door, de sterren begonnen al door de dikke sluier van de wolken te breken. Plots stopte hij en liet zijn blik over het stukje vallei heen glijdem, de rijen nesten van die Twolegs waren verlicht maar voor de rest was alles pikkedonker, maar zijn ogen konden een beweging oppikken in de duisternis. Een grom rees diep uit zijn keel, zijn neusgaten weren gevuld met de vieze geur van Rogue. Pas toen de enorme kater de geur van een best bekende katber tussen kon plukken verandere zijn gegrom in een bromde lach. Een kwaardaardige lachje verscheen op zijn lippen en de kater stapte naar voren. "Dat is een tijdje geleden"