Twee groenblauwe ogen openden zich in een langzaam tempo, en een ademstoot ontsnapte uit zijn mond in de vorm van een zacht zuchtje. Foxsong rees langzaam omhoog uit zijn nest in de warriors den. Het lag bij de rand, zoals te verwachten was bij een jonge warrior. De oude warriors lagen altijd in het midden, de jongere warriors aan de rand. Niet dat Foxsong dat een punt vond hoor, in tegendeel. Het was prima wat hem betrof. Langzaam liep de kater uit de warriors den, zijn vacht uitschuddende en zijn lichaam tot een lichte rekking dwingend. Al snel had hij zijn taak opgekregen, jagen bij de kleine stroom. En dus, ging hij daar ook maar heen. Hij had niet meegekregen of er andere warriors mee zouden gaan, maar goed, Foxsong was ook een warhoofd. Ze zouden van zelf wel bij de kleine stroom komen, als ze mee gingen jagen, of niet dan?
Zijn lichter gekleurde poten maakten nauwelijks geluid op de bosgrond, en het geluid dat ze maakten, werd al vlug overstemd door het gorgelende en spetterende geluid van de kleine stroom. De zilverige vormen van vissen schoten aan hem voorbij en snel installeerde hij zich naast de stroom. Zijn ogen, al bijna net zo gekleurd als het heldere water, staarden in het water, proberende de locatie van de vissen te determineren. Uiteindelijk werd zijn creme gekleurde poot de lucht in geheven, en met een snelle beweging sloeg hij met uitgestrekte klauwen in het water. Een spartelende vis werd op de kant geslagen, en vlug maakte Foxsong er een einde aan. Hij wreef zijn mond eventjes schoon met een poot, en ging weer naast de stroom liggen.