Zijn bruine pels schitterde in de zon terwijl hij met zachte stappen door het nieuwe territorium liep. Ázzuen richtte zijn ogen op de huizen aan zijn rechter zijde en de combinatie van beboste en open gebieden aan de linkerkant. De kater likte over zijn lippen, de laatste restjes muis waren nu van zijn snorharen verdwenen. Uiteraard had hij een kort bedankje gemompeld na zijn vangst, hij was dankbaar wat de natuur hem gaf.
Nog altijd had Ázzuen zoveel vragen die hem bezig hielden. Als een constante draaikolk die door zijn hoofd raasde. De optimistische reiziger, de energieke filosoof die hij was. Met een brede glimlach en zijn ogen groot opgezet genoot hij van de zon. De nieuwe indrukken wisten hem keer op keer te verbazen. Zo ook vandaag was hij benieuwd naar wie hij zou tegen komen, met wie hij zijn kronkels en spinsels kon delen. Met wie hij een interessant gesprek zou kunnen voeren.