Amberpaw opende rustig haar ogen. Weer een nieuwe dag was aangebroken en weer een nieuwe dag van haar apprentice zijn. Ze was nog steeds blij dat ze geen kitten meer was, want nu mocht ze veel meer. Ze stond rustig op en strekte even haar lichaam uit. Daarna liep ze met voorzichtige passen naar de uitgang van de den. Ze schoot daarna door de uitgang en de open plek op. Ze keek even rond en liet de zon haar vacht verwarmen. De enige vraag die nu in haar hoofd hing was wat ze vandaag zou gaan doen. Ze keek even het kamp rond en zag haar mentor niet, dus ze besloot dat ze vast wel alleen buiten het kamp mocht gaan. Het zou vast wel mogen, niemand kon er bezwaar tegen hebben dat ze het kamp uit ging om te gaan jagen voor de clan. Ze schoof al haar gedachtes opzij en begon naar de tunnel die het kamp met het bos verbond toe. Ze liep er doorheen en keek even om zich heen om te bepalen waar ze naartoe zou gaan. Ze had wel zin om naar de zonnerotsen te gaan. Daar zou ze vast wel iets kunnen vinden en ze vond het ook altijd wel een fijne plek. Ze begon in de richting van de zonnerotsen te lopen, maar onderweg hield ze al haar zintuigen op scherp, als er een prooi zou verschijnen, dan zou ze het vangen. Alleen toen ze aankwam bij de zonnerotsen had ze nog niks gevangen, misschien was er gewoon niet veel prooi, maar dat geloofde ze niet. Ze sprong op één van de rotsen en luisterde naar de geluiden om haar heen, als er een prooi zou komen zou ze er klaar voor zijn.