Met zelfverzekerde passen liep de grote kater door het Riverclanterritorium. De tanden en het mes op zijn halsband glommen gevaarlijk in het zonlicht, en een grote grijns was op zijn gezicht gepleisterd. Demon was de laatste tijd veel in het Riverclan territorium, elke kat die hij zag wilde hij vermoorden, verwonden of laten schrikken. Gelukkig kende hij het hele gebied nu uit zijn hoofd, had een eigen hol gevonden waar hij soms stiekem verbleef en wist goed te vluchten als dat ooit nodig was. Maar vluchten was nooit nodig, want hij was Demon. Zijn ogen vlogen vluchtig over het territorium en zagen een kat, helemaal alleen. De kater lachte even zacht en liep naar de kat toe. Zwaar grommend en zijn lichaam laag bij de grond liep hij dichterbij, de kat uitdagend. Zijn oren waren plat en zijn vacht stond recht omhoog, zijn ogen waren zwart en zijn tanden ontbloot. Hij liep zo ver naar de kat toe dat hij nu een voslengte van haar af stond. "Goedemorgen,"
First Vixencry, dan open