Moonpaw liep rondjes. Niet in het o zo vertrouwde Thunderclankamp, maar in zijn gedachtengang. Brightpaw, training, Hawkstripe, Brightpaw, training, Hawkstripe... Steeds bij het denken van die naam ging er een schok door hem heen. Hij snapte het niet. Een leerling krijgen was een grote verantwoordelijkheid. Waarom verwaarloosde Hawkstripe hem dan zo? Waarom, dat woord leef maar rondspoken. Toen kon hij er niet meer tegen, hij moest en zou Hawkstripe desnoods uit de warriors den sleuren en hem dan de waarheid voor de ogen laten zien. Hij kroop zachtjes overeind en baande zich een weg door het schemerduister van de den. Buiten knipperde hij met zijn ogen tegen het felle licht. Snuffelt keek hij rond, was zijn mentor al op? Hij rook geen nieuwe geuren, dus trippelde hij met een opgezette staart naar de Warriors den. Hoewel hij inwendig woedend was, keek hij toch verwondert rond. Dit was de Warriors den, waar al eeuwen katten in sliepen, vol moed en eer voor hun Clan. Binnen was het nog donker. Moonpaw aarzelde plotseling, moest hij naar binnen gaan of een Warrior roepen? "Wat ben jij daar bezig?" Vroeg een stem, duidelijk van een Warrior. Moonpaw draaide zich om. Hij voelde zich weer als een kitten die het liefst weer bij zijn moeder wou kruipen. Vlug vermande hij zich weer, hij was een apprentice, geen poesiepoes! Hij keek in twee amberen ogen die hem doordringent aanstaarden. "Ik ben eumh..." Toen kwam het eruit, "Ik zoek mijn mentor!" Miauwde hij dapper. "Sinds ik een maan gelden apprentice ben geworden, heeft hij niet meer naar mij omgekeken!" Riep Moonpaw iets te luid erachteraan.