Kittyheart overzag het ravijn met een ietwat weemoedige blik die ze niet van zichzelf gewend was. Meestal straalde het optimisme van haar af, net zoals de levenslust en de vrolijkheid die zich tot in het puntje van haar staart bevond. Ze stond positief in het leven, positief tegenover anderen en tegenover zichzelf. Waarom staarde ze dan naar het Ravijn? Misschien om de diepte, die eeuwig door leek te gaan. De diepte zonder einde die ooit beëindigen moest, waar ooit een harde smak een gil afgesneden had. Ze deed een paar stappen naar voren, zodat ze aan de rand van het Ravijn stond. Haar blik gleed naar beneden, over de honderden kiezels, keien en scheuren die de rotswand rijk was. Hoe was dat hier ooit gekomen? Welke gigantische aardverschuiving had de grond waarop ze liep zo ver gekregen zich open te splijten tot deze gapende muil, die zowel licht als gevoel op leek te kunnen slokken tussen de kiezen die als rotsblokken uit de aarden muur puilden? Kittyheart haalde even diep adem, sloot haar ogen en probeerde zich het Ravijn voor de geest te halen, het gevoel van de duizelingwekkende hoogte te vergeten en te blijven staan. Het beeld voor haar geestesoog verloor echter de glans en de kracht die het werkelijke ding, de realiteit van leegte, uitstraalde. Kittyheart opende haar ogen weer, eerst op een kiertje, om weer te wennen aan de hoogte die hoog nog laag was. Het voelde zo onwerkelijk om boven alles uit te torenen.. Haar oren bewogen wat naar achteren, uit angst dat de stevige rotsmassa waar ze opstond niet zo stevig bleek te zijn als ze gedacht - of misschien gehoopt - had. Kittyheart wierp die gedachte van zich af om nog éénmaal in de diepte te kunnen staren. Rotsblokken lagen daar beneden, de zwaartekracht was hen te machtig geworden. Nu kon geen kat ze meer verplaatsen, zelfs de krachtigste Warrior moest het afleggen tegen de monsterlijke proporties van de rotsblokken die zelfs vanaf deze hoogte nog een illusie van ontzagwekkende grootte uitstraalden. De kleine, grijze poes slikte. In haar ogen blonk de eerbied die ze voelde voor een gebied als dit, de zwijgende macht die het Ravijn leek te bezitten. Niemand kon het oversteken zonder op de vleugels van de wind de kunnen zweven en een luchthartige ziel te bezitten. Zij was, net als ieder die ze kende, niet bij machte het te doen. Op de één of andere manier wilde ze het ook niet. Wat had je eraan macht te evenaren als je zelf de machtigste niet wilde zijn? Eindelijk nu deed ze een paar stappen achteruit, naar de grond die er wellicht hetzelfde uitzag maar toch steviger aanvoelde. De Windclanpoes voelde de wind nu weer door haar vacht waaien, nu ze verlost was van de betovering die het Ravijn op haar gelegd had. Toch kreeg ze het beeld even niet van haar netvlies en als ze haar ogen sloot kwam het ontzagwekkende gevoel dat ze er bij had gekregen weer terug. Kittyheart voelde trillingen door haar pootjes gaan. Hoe had dit haar uit kunnen putten? Met die vraag in haar kopje trok ze zich terug, verder terug, tot ze een boom vond waar ze tegenaan kon liggen tot ze zich weer genezen voelde van dat overdonderende ding dat zomaar in dit landschap lag. Met een lichte zucht sloot ze haar ogen, al droomde ze niet weg. Even rusten. Ze was toch alleen, niemand zou toch op haar letten? Kittyheart voelde haar lichaam langzaam ontspannen, de slaap hoefde helemaal niet te komen. Hier liggen, met je kop op je poten, dat was toch al genoeg.