Divepelt liep rustig door het bos. Het was de droogste bladgroen die hij ooit had meegemaakt. Alle prooi verschool zich in hun holen. Het was moeilijk om iets te vangen, maar toch was het hem gelukt een ekster te vangen. Als hij nog iets zou willen vangen zou hij beter zijn best moeten doen. Ineens rook hij iets, het was geen prooi, geen andere kat, en de geur kwam achter hem vandaan, hij wilde wegrennen toen er ineens een das op hem sprong. Help, help miauwde hij, maar er kwam niemand.hij was dicht bij de rivier en hij dacht:'ik zal proberen hem in de rivier te gooien. Hij liet naar de rivier, maar de das liet opeens los en divepelt stond oog in oog met een andere kat.