Zijn poten snel, zijn grote staart zwiepte achter hem aan. Als een schaduw scheerde zijn lichaam laag over de grond vooruit, de goudkleurige ogen van Rainpelt voor zich uit gericht zodat hij nergens tegen aan kon botsen. Zijn zorgvuldig bijgehouden vacht zat nu onder de takjes en bladeren, meegenomen in zijn dodemans ren. 'AAAAAAAAAAAAAAAH,' klonk zijn schorre stem paniekerig en vals over de ruimte, hoorde het gezoem achter zich veel te dichtbij dan hem lief was. Als een dronken sprinkhaan hopste hij op volle vaart in een zichzag over omgevallen boompjes, onder takken door en in een onvolgbaar pad over de open vlaktes. 'SODEMIETER OP,' gilde hij zonder om te kijken, vanuit de verte was het niet duidelijk tegen wie hij het schreeuwde. Zijn ogen wijd open, schoten heen en weer om de geur van water ook een visueel beeld te geven. De zwerm bijen gehoorzaamde zijn woorden niet, leken zich er juist niets van aan te trekken en bleven hem ondoorbroken nijdig achterna zitten. Zijn longen brandde, hij had het warm en de spieren in zijn poten brandde. Hij was niet iemand die zo voor zijn leven moest rennen, hij kon eerder doorgaan voor rolmodel of model. Naast het feit dat de vage stemmetjes in zijn hoofd met hem mee spraken, zijn ego groter was dan het gehele bos en de velden, hij daarnaast egoïstisch was en hypocriet. Nee, dat hield hij erbuiten. Gaf hij zelf niet eens toe. Als een havik die zijn prooi had gevonden vestigde zijn goudkleurige ogen zich op het kleine stroompje. Het moest maar, het zou zijn enige redding zijn. Met een laatste tarzan-immitatie zette hij zijn sprint in om de kater een stukje verderop geheel buiten zijn aandacht te houden. Met een sprong trok hij in de lucht zijn poten in als een opsteigend vliegtuig, kneep zijn ogen met een scheef gezicht dicht en plonste in het water. Plat op zijn buik en met zijn wangen bol van de opgeslagen lucht die hij had ingezogen voordat hij in het water belandde bleef hij liggen. Zijn rug net niet zichtbaar boven het water waar de zwerm bijen luid zoemend en boos bleven hangen. Op het moment dat hij dacht te verdrinken, dat zijn longen brandde in de vraag naar nieuwe zuurstof gaven de bijen het op en begonnen hun weg terug naar de korf. Met een luid gespetter en gierende ademhaling kwam Rainpelt boven. 'AAH,' klonk het, niet duidelijk of het uit pure opluchting was of uit zuurstof gebrek.