Met een klein hupsje sprong Ázzuen van een rots af en liep verder langs de grenzen van de Clans. Met een ademteug snoof hij de geuren van de duizenden katten die hier gelopen leken te hebben. Het verbaasde hem niks, de clans bestonden al zo lang. Het had hem altijd wel aangetrokken, het leven in groepen met familie en vrienden. Zijn felgroene ogen speurden de rest van de omgeving af, hij was op zijn hoedde geen andere kat tegen te komen. Die verschillende groepen vonden elkaar al niet aardig, laat staan een buitenstaander. Ázzuen was er achtergekomen dat deze katten een streng bewaakt territorium hadden, dat maakte het voor hem vaak lastig om een goede jacht te hebben. De beste jachtgebieden waren al bezet, dus kwam hij de winter vaak magerder door dan de meeste clankatten.
Weer veel te diep in gedachten verzonken, was hij zijn focus kwijt geraakt. Ázzuen keek nogmaals om zich heen en een scherpe geur drong zijn neus binnen. Te laat. De kat die nu zo dichtbij hem was, had hem vast ook al opgemerkt.
[Slatepaw]