Nog steeds een beetje versufd van de klap, schudde Merry haar kop en knipperde ze een paar keer met haar ogen. Een zacht onverstaanbaar gemurmel ontsnapte eventjes uit haar bek totdat ze besefte dat ze tegen iemand was opgebotst. "Oh sorry.. Ik.." Ze sloeg haar ogen op terwijl ze aan het spreken was, maar ze viel spontaan stil toen ze zag tegen wie ze was opgebotst. Eventjes leek ze letterlijk te bevriezen, gewoon omdat ze even niet wist wat ze moest zeggen. Maar daarna begon ze alsnog te bewegen, haar oren gingen plat in haar nek en haar ogen werden groot van angst. Haar nekharen gingen overeind, maar er verschenen geen klauwen uit haar tenen glijden, wat vreemd was bij deze houding. Al was dat voor haar heel logisch, omdat ze ze simpelweg niet meer had. "'Dit is mijn gebied, wegwe..'" Begon de kater tegen haar te spreken, met een grom. Het joeg haar verschrikkelijk veel angst aan. Zou hij haar aanvallen? Of erger? "Wát die jij hier" Weer liet een grom haar oren rinkelen. "I-i-ik.." Stamelde ze, ze zette geschrokken een pas naar achter terwijl ze sprak. "I-ik weet niet waarom ik hier ben.. Ik ben verdwaald.. Het spijt me!.. Ik wou u niet storen," Ratelde de wit met rosgevlekte poes al hakkelend door. Het gras dat aan haar pootkussentjes kietelde voelde niet eens meer zo prettig, het maakte haar alleen nog maar nerveus. Ze had heus wel gehoord van de wilde boskatten die hier in de buurt woonden. Was dit er een van hen? Zou ze nooit meer thuis komen? Haar staart zwiepte uit nervositeit heen en weer, terwijl ze de veel grotere kater aan keek.
[Kort, sorry!]