''Ik dood niet, dat doe ik niet. Maar ik ben niet zwak. Ga weg, ga weg. Waarom ben je hier, waarom laat je me niet met rust. Je denkt dat je alles kan, dat je de beste bent. Maar dat ben je niet. Ik kan vliegen en jij kan alleen maar zwemmen. Vliegen is veel handiger, dat moet je wel weten. Jij bent zwak, en ik sterk. Ik ben....'' Sparrowpelt lag op het mos, tegen een boom aan, en ijlde. Ze zei rare dingen, katten konen niet vliegen, maar als je ijlt weet je niet, wat je zegt. Haar snorharen trilde, en ze lag schokkend op de grond. Maar toch was ze nog op de wereld, in haar kop speelde vaag gedachtens. Ze had een aanval van groenhoest gekregen, precies in de warme zomer. Maar het was zo. Ze had al even niks meer gegeten, ze lustte niets. En kon niet jagen, ze was zwak. Als ze nog in de clan zat, was ze nu beter. Maar het was niet heel erg, ze was het zins een dag en nacht. Vandaag was de tweede dag. Maar ze was bang, het rillen kwam niet alleen door de kou. Maar ook omdat ze bang was. Ze wou weer terug bij de clan, maar was bang dat het niet mocht. Waarom? Waarom dit? Sparrowpelt begon weer te ijlen. ''Het regent honden. We moeten weg. Anders pakken ze ons'' Zwak als ze was, stond Sparrowpelt wankelde op. En liep weg, ze probeerde te rennen, maar dat lukte niet. Opeens botste ze tegen een andere kat, ze viel met een doffe klap op de grond. En keek omhoog. ''Hee. Hello. Ben jij een vliegende kat?'' vroeg ze. Niet wetend dat er een bekende iemand voor haar stond. Maar als je ijlde, zag je dingen niet.
(Leopardstrike)