Laag sloop de kleine zwarte poes over de grond, het lange gras prikte pijnlijk in de enorme brandwond op haar zij. Ze was nerveus, dat kwam omdat hier amper bomen stonden, en ze dus amper vluchtwegen zag als ze een kat tegenkwam, hoewel ze hier niet eens was om te vechten, prooi te stelen of wat dan ook, maar ze hoopte om kruiden te vinden tegen de grote plek verschroeid vlees die bij elke stap dat ze zette ondraaglijke pijn veroorzaakte. Verderop spotte ze een boom, waar bij de wortels een soort plantje groeide, het plantje dat ze nodig had. Opgewekt wilde ze er naartoe rennen, maar keek toen in een paar ogen die haar kennelijk de hele tijd hadden gevolgd, en angstig met haar oren plat op haar nek dook ze naar achteren, en keek de rosse poes in de boom angstig aan. "D-doe me geen pijn! I-ik heb k-kruiden nodig!" Stotterde ze, terwijl ze vrezend voor haar leven haar kop bedekte met haar zwarte pootjes, aangezien ze toch niet kon vluchten met haar verschroeide lichaam.