Zijn felgekleurde ogen keken wantrouwend om zich heen om te zien of niemand binnen oogafstand was waarna hij de doorntunnel doorrende en nog een laatste keer over zijn schouder keek. Als iemand iets zou vragen, dan zou hij zeggen dat hij op jacht was geweest. Wat niet helemaal een leugen was, omdat hij dat om die smoes te bevestigen ook zou doen. Maar hij wist dat dat niet de exacte reden was dat hij, weer eens opnieuw, het kamp achter zich liet. Maar het was niet ongewoon, hij verwachtte dat zijn Clan er eenmaal wel aan gewend was: wie zou zijn afwezigheid eigenlijk opmerken? Het boeide de jonge krijger niet zoveel wat anderen van hem dachten. Zijn Clan was toch vol lafaards die niet tegen hem opkonden en nooit zouden doen wat hij deed, een grijns was hard te onderdrukken toen hij merkte hoe trots hij op zichzelf was. Eenmaal het bos doorlopend vroeg hij zich in zichzelf af welke weg hij zou gaan, maar hij merkte op dat zijn poten hem naar Fourtrees brachten.
Hij snoof de frisse lucht op terwijl de verdorde bladeren van Leaf-fall knisperde onder zijn poten wanneer hij zich een weg baande door terrein waar hij eigenlijk geen zaken had om te zijn: maar misschien was dát wel wat hem een kick gaf. Regels zijn er om te overtreden, toch? En wie kan het beter dan hemzelf? Hij moest de eerste kat die hem ergens op wees nog tegenkomen.
Zelfverzekerd liep de roetzwarte kater met opgeheven kop een helling op bij Fourtrees om de lucht in the ademen. De geur van prooi was duidelijk, maar niet in de buurt, dus volgde hij het spoor totdat hij zijn poten zette in het zand bij de WindClangrens. Hij had geen zin om sluw te doen, en rende met een uitdagende blik in zijn ogen de grens over om vervolgens de geur opnieuw op te snuiven: de scherpe konijnengeur vulde al snel zijn geurklieren, en niet veel later had hij er één te pakken. Slinks keek de kater naar het uitspreidende territorium voor hem. Hij was niet ver van de grens af, maar nu hij er toch was, waarom niet de boel even verkennen? Hij bespeurde de omgeving goed af, maar dacht hierbij niet om WindClankatten. Niet zozeer omdat het niet in hem opkwam, het boeide hem gewoon niet. Hij klom een kleine rots op en nam rustig de tijd zijn konijn te verorberen. Als toch niemand er is om te zien hoe hij de krijgscode overtrad, wat maakte het uit? Een geamuseerde glinstering verscheen in zijn ogen tot hij verveeld voor zich uit ging staren, alsof dit niet genoeg was en hij nog niet genoeg regels had verbroken. Hij sprong van de rots af en zette zijn klauwen in het ruwe, korte gras. Hij nam rustig de tijd zich uit te rekken totdat een onbekende geur zijn neus binnendrong waardoor hij wantrouwend, onbeweeglijk in de houding bleef, zijn oren spitsend voor het kleinste geluid.