Een greintje medelijden welde op in Demon, de kater had wel een hart, alleen voor poezen tenminste. Snel liet hij haar los en ging zitten. Hij bekeek haar mooie vacht, en vervolgens haar groene oogjes die ze bang sloot. Hij bood snel zijn excuses aan, en staarde weer even naar de poes. "Maak je geen zorgen, ik val alleen hulpeloze Katers aan." Hij knipoogde kort, en legde zijn staart om zijn poten neer, rechtte zijn rug, en lachte. De kater was een stuk groter dan de poes. Zijn halsband met de hondentanden reflecteerde in het licht, en hij zag er intimiderender uit dan hij dacht.