De knappe, zwarte kater liep met zijn slanke poten door het moeras wat nog binnen zijn territorium lag. Hij sprong over de talloze stroompjes waar hij net niet overheen kon stappen. Hij lette zorgvuldig op de grond voor hem zodat hij niet in een stuk drijfzand zou stappen want dan zou het zeker het einde zijn voor een eenzame kat als hij. Ook lette hij goed op de oevers van de wat grotere stromen zodat hij niet ineens overvallen kon worden door een kaaiman die lag te rusten op de zompige bodem. Hij was alleen en trots op zijn territorium, het was behoorlijk groot. Hij had zelfs het hele grottenstelsel ontdekt. Hij liep richting het einde van het moeras waar een groot meer lag en het bos het moeras kruiste. Hij liep onderweg langs een struik met jeneverbessen om er nog snel een paar mee te nemen. Die kon hij goed gebruiken voor zijn medicijnenvoorraad. Hij was van plan om ook nog even snel wat te jagen zodat hij ook nog wat te eten had aangezien hij sinds zonhoog al niets meer gegeten had. Hij spotte al snel een zilverkleurige vis van het formaat van een forse kitten. Hij sloeg de vis met zijn krachtige, slanke poot uit het water en sloeg hem met een klap op zijn kop dood.