Een grote roodwitte kater trok zich langzaam voort met zijn krachtige voorpoten, terwijl zijn energie langzaam minder werd. Bloed stroomde nu uit de wonden die de ondergrond aan zijn lichaam hadden bezorgd. Hij kon niet meer staan op zijn achterpoten en had ze de hele weg achter zich aan gesleept. Hij was doodop maar kon nu niet stoppen, hij moest het kamp zien te halen. hij wist nu al dat hij nooit meer een taak zou kunnen doen als een warrior maar dat betekende voor hem nu niks. Hij wilde blijven leven, hoe graag hij zich ook bij zijn geliefde Hollystar wilde voegen. Zijn hart kneep samen bij de gedachte aan zijn geliefde partner die het leven had gelaten. Elke dag mistte hij haar nog maar hij kon er niks meer aan veranderen en had zijn best gedaan om verder te gaan met zijn taken.
in de verte kon hij het kamp zien maar hij kwam niet verder, vermoeid liet hij zijn kop op de grond zakken en blies van de pijn die hij nog altijd voelde. Waarom had hij nu weer zo stom moeten zijn? Zelfs hij had moeten weten dat ze daar niet kon lopen en ze zou ook niet zomaar als lid van StarClan voor hem verschijnen.
Na even gerust te hebben duwde hij zijn voorpoten weer omhoog en zette zijn kaken op elkaar en begon zijn lichaam het laatste stuk voort te slepen. Zonder om te kijken klauwde hij zich voort, wetend dat hij nog een lange weg te gaan had ookal was het kamp zo dichtbij. Hij rook geen geuren van een patrouille die hem kon helpen terwijl het gras zijn flanken streek. Hij had bijna geen kracht meer maar wilde ook niet wachten om opgehaald te worden.
Zijn klauwen kwamen als eerst de tunnel uit terwijl hij zich naar binnen sleepte. Zijn donkere amberen ogen keken rond en hij haalde nog een keer diep adem en sleepte zich het laatste stuk naar de Medicine Cat Den toe waar hij op toch een klein afstandje bleef liggen. Totaal uitgeput en echt niet meer verder kunnend. Hij opende zijn mond om wat te zeggen maar zijn stem weigerde te werken. Zijn kop viel op de grond en voor even bleef hij bewegingsloos liggen.