De zwoele nachtlucht woei heerlijk door haar lange vacht. Het was verfrissend, alsof de poes een bad van wind nam. Thistlepaw snoof diep. Alsof hij alle ellende weg kon wassen. Jagen in de nacht, dat had ze een tijd niet gedaan. Eerst liep ze op een drafje, toen wat sneller, en uiteindelijk vloog ze door het bos. Ze gaf een vreugde kreet, die verloren ging in de wind. Na een lange tijd rennen kwam de apprentice hijgend tot stilstand, en bekeek het nachtelijke pinewoods. Sommige katten zouden het misschien eng gevonden hebben, maar zij niet, zij kickte op dat soort dingen. Thistle jaagde wat, hield zichzelf bezig, klom in bomen, allemaal alleen. Tenminste, dat dacht ze. Na een tijdje, merkte ze een andere geur op. Onmiddellijk ging de poes in een verdedigende houding staan, en keek snel rond. "Wie is daar?" Haar ijle stem echode in de stille nacht.