Met geruisloze voetstappen verplaatste Aspenpaw zich door het luchtige dorre gras van de territoriale vlaktes. De vlaktes die hem zo bekend waren geworden in de afgelopen twee manen als apprentice, waarin hij het recht had gekregen om het gebied te verkennen. Een bries kronkelde door zijn zachte witte vacht. De koele, barre ondertoon van bladkaal had de lucht nog in zijn greep, wat hem een kleine rilling over zijn rug deed lopen. Zijn felgekleurde ogen keken uit over het veld dat voor hem uitgestrekt lag, zijn thuis. Hij deed niks liever dan rondstruinen zonder verplichtingen, een mogelijkheid vinden om de dagelijkse sleur vol trainingen te ontlopen en even weg te dromen.
Want dat was Aspenpaw, geen bijzondere persoonlijkheid. Gewoon gewoon. Hij had niet echt een ingewikkeld karakter. Hij hield van een normaal gesprek, aardige katten en het volgen van zijn training. Zoals iedere apprentice droomde hij van het zijn van een warrior, en het misschien worden van een Deputy, maar dat waren slechts ambitieuze gedachtenspinsels. Hij was niet slecht, hij was niet abnormaal vriendelijk. Op z'n tijd een chago bui, maar dat was het dan wel.
Aspenpaw schudde zijn kop om wakker te worden en spitste zijn oren om de geluiden om hem heen op te vangen. Dat was dan ook het moment waarop hem de kat opviel die hem benaderde. Hij snoof eens goed, een kat van zijn eigen Clan. De geur was te verweg om gelijk te herkennen wie het precies was. Hij wachtte geduldig af en liet zijn zuurstokroze tong eens over zijn poot glijden om wat aarde van zijn vacht af te krijgen. Na weer even afgedwaald te zijn van wat er om hem heen speelde, gleed zijn focus weer naar de kat die dichterbij was gekomen. Met een korte mauw groette hij, een kleine glimlach speelde hierbij om zijn lippen.