Marijn (kittypaw) 928 Actief
| |
| Onderwerp: Nameless zo 21 dec 2014 - 20:53 | |
| Ik ga een nieuw verhaal schrijven, k weet nog niet hoe het heet, dus suggesties welcome. Namen voor het verhaal mag ook xD - Hoofdstuk 1:
Altijd hetzelfde. Elke dag weer. Ik word wakker gemaakt, of nou ja, geduwd door Witpoot die gelijk weg loopt. Het is super vroeg, maar Dassenvacht vind het leuk om vroeg te beginnen. Mijn mentor. Die me haat. Ik train samen met Witpoot - maar hij kan alles beter. Gewoon omdat hij de zoon van de leider is. Doornster. Mij zien ze niet. Mijn moeder was populair in de Clan, maar na een ruzie met Doornster haatte de Clan haar. Ze ging met een zwerfkat in het territorium en kreeg één kitten. De zwerfkat liet haar achter en zelf dumpte ze mij in de ShadowClan en ging hem zoeken. Niemand heeft haar ooit weer terug gezien. Niemand heeft uberhaubt moeite gedaan. Ook zag geen enkele kat mij om dat ik half zwerfkatten bloed heb. Ik zucht en ga het leerlingenhol uit, de koude wind gaat door mijn zwarte korte, warrige vieze vacht. Mijn gele ogen zien de prooistapel, maar ik weet dat katten alleen maar zouden zeuren als ik iets pakte. Nu het bijna bladkaal werd, vonden ze het maar een verspilling als ik er van at. Ik loop verder naar de kamp uitgang, naar de boom waar we altijd onder trainen. Er is goed schaduw tijdens groenblad en er is een kleine rivier. Onder de boom zitten Dassenvacht en Witpoot, ongeduldig te zwaaien met hun staart. Ik ben te laat. Altijd ben ik te laat. Het is alsof de SterrenClan me niet mag. ''Eindelijk,'' miauwt Das. ''Je bent er.'' ''Wil je uberhaubt wel krijger worden?'' zegt Witpoot erachteraan. Ik wil antwoorden. Gemeen antwoorden. Natuurlijk wil ik krijger worden, zodat ik je kan vermoorden. Maar ik kan dat niet zeggen. ''Ja,'' antwoord ik dus. De laatste keer dat ik zoiets zei gooide Witpoot me in het water. ''Dan moet je wel op tijd komen, hé?'' gaat hij door. ''Ja.'' ''Kom we gaan beginnen met de training,'' zegt Dassenvacht gelukkig. Anders zou Witpoot alleen door gaan. ''Witpoot, laat kitten maar eens zien hoe je moet vechten.'' Kitten. Zo noemt iedereen me, puur omdat ze geen moeite doen om mijn naam te onthouden. Nachtpoot. Is het zo moeilijk? De witte kater springt op me af, zoals altijd, dus stap ik opzij waardoor hij keihard op zijn buik knalt. Ontweken. Hij kijkt me kwaad aan terwijl hij opstaat. ''Je mag niet ontwijken,'' zeurt hij. ''Kitten, als je alleen maar ontwijkt kan Witpoot je nooit iets leren,'' geeft Dassenvacht hem gelijk. Witpoot stormt op me af en duwt me in het water. Ik voel de kou en wil gelijk omhoog, maar iets houd me tegen. En dat iets is Witpoot's poot.
Hij drukte me onder water. Alsof hij me wilde verdrinken. En weet je, Dassenvacht zou hem geen straf geven, ze zijn allemaal bang dat Doornster ze iets aan doet. Doornster, de wreedste leider van de ShadowClan. Witpoot haalt zijn poot weg en ik neem snel adem. Hij drukt me weer onder. Zo gaat dat dus een paar minuten door tot Dassenvacht zegt dat we verder moeten. Ik klim het ijskoude water uit en wacht. ''Witpoot, we gaan jagen. Ik wil dat je twee prooien haalt bij de verbrande boom, mag ook ergens anders, als je echt niks kan vinden.'' zegt hij. Witpoot knikt en gaat naar de boom, of te wel, het beste jachtplekje dat je kunt krijgen. ''Kitten. Jij moet voor mij drie witte vogels, één kraai, een duif, en één eekhoorn halen.'' Ik doe mijn best om het te onhouden in totaal zes prooien dus. En het moet allemaal specifiek. Bij Witpoot is de kleinste muis genoeg maar als bij mij een vogel niet wit is.. wat haatte ik dit. Ik knik, en wil weg, tot Das me weer stopt. ''Je mag alleen jagen bij het donderpad.'' Natuurlijk koos hij weer de plek waar prooi nooit zou komen.
Uiteindelijk kom ik aan bij het stinkende pad. Onderweg heb ik één vogel kunnen vangen met veel geluk. Een kraai heb ik geprobeerd maar hij vluchtte weg. Dassenvacht heeft me nooit laten zien hoe je moest jagen, dus ik moest het me zelf aan leren. De monsters racen als een gek langs me. Ik snuif de lucht om prooi te vinden maar het enige wat ik in adem is monstergeur. Ik zucht. Als ik niet met de prooi aankomt die Dassenvacht zegt mag ik niet eten. Normaal mag ik ook niet eten, één muis per dag met geluk. De katten in deze Clan vinden me niet zo belangrijk. Gelukkig ben ik bijna twaalf manen, dan hoef ik ook niet meer te trainen, of me te laten commanderen. Plotseling ruik in een nieuwe geur. Eekhoorn! Die zat op het lijstje van Das. Ik kijk rond en zie hem aan de overkant van het donderpad. Natuurlijk is het DonderClan territorium. Heb ik weer. Toch moet ik hem hebben. Er is niemand in de buurt. Niemand zou op me letten, ze zouden me naam niet eens weten. En voor ik het weet, zet ik een poot op het Donderpad. Ik ren sneller, er over heen. Halverwege hoor ik een monster en ik ren sneller. Met mijn geluk struikel ik natuurlijk. Het monster komt dichterbij en dichterbij. Ik klim razendsnel overeind en mijn hart klopt supersnel. Ik ren sneller en haal het nog maar net. Aan de andere kant hijg ik even, ik zou dood kunnen zijn geweest. Maar goed, ik ben nu hier. Ik kijk even rond. De eekhoorn kan niet weg zijn, nou ja, niet ver in iedergeval. Als 'ie dat wel is zou dat niet zo raar voor me zijn, die dingen gebeuren al tijd. En dan wen je er vanzelf aan. Gelukkig vinden mijn gele ogen het beest al snel. Ik ga er voorzichtig dichterbij, hopelijk schrik ik hem niet. Dan opeens, van uit de struiken komt er een schim die de eekhoorn dood. En ja hoor, de DonderClankat zag me.
|
|